Hoofdstuk I Het gemeentebestuur

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Art.1 - Er is in iedere gemeente een gemeentebestuur, samengesteld uit raadsleden, de burgemeester en de schepenen. 

Art.2  - [De gemeenteraadsleden worden gekozen voor zes jaar, te rekenen vanaf 1 december na hun verkiezing. Ze worden geïnstalleerd tijdens de vergadering van de gemeenteraad die plaatsheeft binnen 7 dagen te rekenen vanaf 1 december. Ze zijn herkiesbaar. (Ord. 20.07.2006, B.S. 29.08.2006)] 

De gemeenteraden worden om de zes jaar geheel vernieuwd. 

Art.3 - De burgemeester en de schepenen worden eveneens voor zes jaar benoemd of gekozen. 

Zij verliezen echter deze hoedanigheid, indien zij intussen ophouden deel uit te maken van de gemeenteraad. 

Art.4 - De leden van het gemeentebestuur die aftreden bij een algehele vernieuwing en de ontslagnemende leden blijven in functie totdat de geloofsbrieven van hun opvolgers zijn onderzocht en hun installatie heeft plaatsgehad.

Bovendien moet het aftredend of ontslagnemend lid dat bekleed is met het ambt van burgemeester of schepen, dit ambt blijven uitoefenen totdat hij, hetzij als burgemeester of schepen, hetzij als gemeenteraadslid, vervangen is. 

Art.5 - [De rangschikking van de gemeenten overeenkomstig de artikelen 8 en 16 wordt bij elke volledige vernieuwing van de gemeenteraden door de [Regering (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003, Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)] in overeenstemming gebracht met het bevolkingscijfer. Het in aanmerking te nemen inwonertal is het aantal personen dat ingeschreven is in het Rijksregister van de natuurlijke personen die op [31 december (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] van het jaar vóór dat van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden hun hoofdverblijfplaats in de desbetreffende gemeente hadden.

[Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018, stelt de Regering, in afwijking van het eerste lid en onverminderd de toepassing van de volgende leden, enkel de rangschikking van de gemeenten op in overeenstemming met artikel 8. Het aantal te verkiezen schepenen dat werd vastgesteld ter gelegenheid van de volledige vernieuwing van de gemeenteraden van 2012 blijft van toepassing bij de volledige vernieuwing van 2018. (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)] 

Het bevolkingscijfer dat vastgesteld is overeenkomstig het eerste lid, is eveneens van toepassing op dezelfde datum, op de rangschikkingen bedoeld in de artikelen 28 tot 30 evenals, voor zover zij verwijzen naar een klasse van gemeenten die gebaseerd is op het bevolkingscijfer, in de artikel 19, par. 1, [42, 65, par. 1 (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)].

De minister van Binnenlandse Zaken maakt de bevolkingscijfers van de gemeenten van het Rijk, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, ten laatste op 1 mei van het jaar waarin de volledige vernieuwing van de gemeenteraden plaatsvindt bekend in het Belgisch Staatsblad (W. 14.5.2000, B.S. 31.5.2000)].

Art.6 - [(opgeheven) (W. 14.5.2000, B.S. 31.5.2000)].

Afdeling 2 De gemeenteraadsleden

Art.7 - De gemeenteraadsleden worden rechtstreeks gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers.

Art.8 - [De gemeenteraad bestaat, met inbegrip van de burgemeester en de

schepenen, wordt samengesteld als volgt :

  • 25 leden in de gemeenten beneden 20.000 inwoners ;
  • 27 leden in die van 20 000 tot 24 999 inwoners ;
  • 29 leden in die van 25 000 tot 29 999 inwoners ;
  • 31 leden in die van 30 000 tot 34 999 inwoners ;
  • 33 leden in die van 35 000 tot 39 999 inwoners ;
  • 35 leden in die van 40 000 tot 49 999 inwoners ;
  • 37 leden in die van 50 000 tot 59 999 inwoners ;
  • 39 leden in die van 60 000 tot 69 999 inwoners ;
  • 41 leden in die van 70 000 tot 79 999 inwoners ;
  • 43 leden in die van 80 000 tot 89 999 inwoners ;
  • 45 leden in die van 90 000 tot 99 999 inwoners ;
  • 47 leden in die van 100 000 tot 149 999 inwoners ;
  • 49 leden in die van 150 000 tot 199 999 inwoners ;
  • 51 leden in die van 200 000 tot 249 999 inwoners ;
  • 53 leden in die van 250 000 tot 299 999 inwoners ;
  • 55 leden in die van 300 000 inwoners en daarboven (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].
     

De raad blijft bestaan uit het hierboven bepaald getal leden, zelfs wanneer de burgemeester daarbuiten benoemd wordt. 

[Art.8 bis - § 1 Tijdens de vergadering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of tijdens enige andere vergadering, kan de gemeenteraad onder zijn leden en voor de duur van de zittingsperiode zijn voorzitter en diens plaatsvervanger kiezen. 

De voorzitter en plaatsvervanger worden schriftelijk voorgedragen door een meerderheid van de gekozenen van de lijst waarvoor ze zijn opgekomen en door een meerderheid van de gekozenen van de gemeenteraad. Indien de voorgedragen voorzitter of plaatsvervanger afkomstig is van een lijst die slechts twee gekozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen. 

§ 2 Wanneer de voorzitter van de gemeenteraad tijdelijk niet in staat is om zijn functie uit te oefenen tijdens de besprekingen waaraan hij krachtens artikel 92 niet mag deelnemen of nog wanneer hij verhinderd is in de zin van artikel 11, wordt de functie uitgeoefend door zijn plaatsvervanger of, bij ontstentenis, door het gemeenteraadslid dat de eerste plaats bekleedt op de ranglijst als bedoeld in artikel 17 en die de onverenigbaarheden als bedoeld in artikel 71bis in acht neemt. 

De voorzitter van de gemeenteraad houdt onmiddellijk op zijn functie uit te oefenen in geval van vervallenverklaring van zijn mandaat als gemeenteraadslid, een in artikel 71bis bedoelde onverenigbaarheid, overlijden of ontslag. Tijdens de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad wordt dan een nieuwe voorzitter gekozen, met naleving van de voorgaande bepalingen. 

§ 3 De gemeenteraad kan te allen tijde een motie van wantrouwen tegen de voorzitter van de gemeenteraad of zijn plaatsvervanger aannemen. 

Die motie is enkel ontvankelijk indien ze een opvolger voorstelt voor degene of degenen tegen wie ze is gericht, overeenkomstig par. 1. 

Ze wordt bezorgd aan de gemeentesecretaris, die ze onverwijld doorgeeft aan elk lid van de gemeenteraad en het college. Het college plaatst de bespreking en de stemming over de motie van wantrouwen op de agenda van de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad die plaatsheeft na de indiening ervan, voor zover na de indiening minstens een termijn van zeven dagen is verstreken. 

Indien de voorzitter van de gemeenteraad of de plaatsvervanger tegen wie de motie gericht is tijdens de vergadering aanwezig is, beschikt hij over de mogelijkheid om zijn opmerkingen persoonlijk te kennen te geven, voordat de motie in stemming wordt gebracht. 

Indien de motie wordt aangenomen bij meerderheid van de gemeenteraadsleden, krijgen de voorzitter van de gemeenteraad of zijn plaatsvervanger ontslag en wordt de opvolger gekozen met onmiddellijke ingang (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)]. 

Art.9 - Elke gekozen kandidaat kan, nadat zijn verkiezing geldigheid heeft verkregen, voor zijn installatie afstand doen van zijn mandaat.

Om geldig te zijn moet die afstand schriftelijk ter kennis gebracht worden van de gemeenteraad. 

Indien het feit van de afstand wordt betwist, doet [het rechtscollege (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] uitspraak overeenkomstig [artikel 75, par. 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek. (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)]. 

De beslissing wordt door de zorgen van de [voorzitter van het rechtscollege (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] ter kennis gebracht van de betrokken kandidaat.

Deze kan bij de Raad van State beroep instellen binnen acht dagen na de kennisgeving. 

[(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)].

Art.10 - § 1 [Het gemeenteraadslid dat niet meer voldoet aan één van de verkiesbaarheidsvereisten, mag zijn ambt niet meer blijven uitoefenen. Het betrokken gemeenteraadslid wordt door de gemeenteraad, nadat hij is gehoord met gesloten deuren, vervallen verklaard tenzij het gemeenteraadslid onmiddellijk ontslag neemt overeenkomstig artikel 22. Het raadslid kan verzoeken gehoord te worden in openbare vergadering.

Het college van burgemeester en schepenen brengt de betrokkene, evenals het college bedoeld in artikel 83quinquies, § 2, van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen (hierna : het Rechtscollege), met een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs onmiddellijk op de hoogte van feiten die het verval van mandaat met zich meebrengen. Een kopie van deze kennisgeving wordt ter informatie overgemaakt aan de eerst volgende raad.

Als de gemeenteraad niet optreedt binnen twee maanden nadat hij kennis heeft van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, treedt het Rechtscollege in zijn plaats op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie. De gemeenteraad wordt geacht kennis te hebben van de feiten die verval met zich kunnen meebrengen, hetzij vanaf de ontvangst van een bezwaar van een ander gemeenteraadslid of van het openbaar ministerie, hetzij vanaf de verzending van de kennisgeving door het college van burgemeester en schepenen aan het Rechtscollege.

§ 2. De vervallenverklaring heeft pas gevolg vanaf de kennisgeving aan het gemeenteraadslid van de vervallenverklaring door de gemeenteraad of het Rechtscollege. De kennisgeving gebeurt door een aangetekende brief. Ze tast de geldigheid van de eerdere beslissingen van de gemeenteraad niet aan.

§ 3. Indien de betrokkene, zelfs bij ontstentenis van enige kennisgeving, zijn bediening blijft uitoefenen hoewel hij kennis heeft van de oorzaak van het verval, is hij strafbaar met de straffen bepaald in artikel 262 van het Strafwetboek.

§ 4. Het betrokken gemeenteraadslid kan tegen de vervallenverklaring door de gemeenteraad bezwaar indienen bij het Rechtscollege binnen acht dagen na de kennisgeving ervan.

De termijn loopt vanaf de derde werkdag die volgt op die waarop de brief aan de postdiensten overhandigd werd, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.

De termijnen die aflopen op een zondag of wettelijke feestdag worden verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Het Rechtscollege doet uitspraak over het bezwaar binnen dertig dagen na de indiening ervan. De formaliteiten bepaald in artikel 75, § 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek worden door het Rechtscollege in acht genomen.

§ 5. Het betrokken gemeenteraadslid kan tegen de vervallenverklaring door het Rechtscollege beroep instellen bij de Raad van State binnen acht dagen na de kennisgeving ervan (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].

Art.11 - § 1 [De gemeenteraad neemt akte van de tijdelijke verhindering van de volgende personen :

1° het gemeenteraadslid dat om medische redenen, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland gedurende een minimale termijn van twaalf weken niet aanwezig kan zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en tijdelijk vervangen wil worden. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging voor verhindering wegens medische redenen wordt een geneeskundig getuigschrift van maximaal vijftien dagen oud gevoegd, dat tevens de minimale termijn van afwezigheid om medische redenen aangeeft. Als het gemeenteraadslid dat om medische redenen afwezig blijft, niet in staat is om dat verzoek tot het college van burgemeester en schepenen te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde opeenvolgende vergadering waarop hij afwezig is en zolang hij afwezig blijft.

Bij het verzoek tot een tijdelijke vervanging wegens verhindering om studieredenen of verblijf in het buitenland wordt een attest gevoegd van de onderwijsinstelling of opdrachtgever ;

2° het gemeenteraadslid dat ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Dat gemeenteraadslid wordt op zij schriftelijke verzoek, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie, tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke het raadslid zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling, kan op verzoek van het gemeenteraadslid het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken ;

3° het gemeenteraadslid dat omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid, gedurende minimaal twaalf weken niet aanwezig wenst te zijn op de vergaderingen van de gemeenteraad en vervangen wil worden. Hij richt daartoe aan het college van burgemeester en schepenen een schriftelijk verzoek, vergezeld van een verklaring op erewoord waarin het raadslid zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt wordt niet vermeld.

§ 2. Het gemeenteraadslid dat verhinderd is omwille van de redenen bedoeld in paragraaf 1 en om zijn vervanging verzoekt, wordt vervangen door de opvolger van zijn lijst die als eerste gerangschikt is overeenkomstig artikel 58 van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek, na onderzoek van diens geloofsbrieven door de gemeenteraad.

De vervanging is echter slechts toepasselijk vanaf de eerste gemeenteraadsvergadering na die waarop het gemeenteraadslid dat verhinderd is, geïnstalleerd is (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].

Art.12 – [§ 1 De gemeenteraadsleden ontvangen geen wedde. 

Zij trekken presentiegeld als zij deelnemen aan de vergaderingen van de gemeenteraad en aan de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen. 

Aan de voorzitter van de gemeenteraad of aan degene die hem vervangt, met uitzondering van de burgemeester of zijn plaatsvervanger, wordt dubbel presentiegeld toegekend voor elke voorgezeten vergadering van de raad. 

Het bedrag van het presentiegeld en de voordelen in natura toegekend aan de gemeenteraadsleden worden bepaald door de gemeenteraad. 

Het presentiegeld bedraagt minimum 75,00 euro bruto en mag niet meer bedragen dan 200,00 euro bruto. Het bedrag wordt geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex op 01.01.2018. 

De aan de gemeenteraadsleden toegekende voordelen in natura mogen op jaarbasis niet meer bedragen dan 5 maal het maximale bedrag van het presentiegeld (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]. 

[§ [2 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]. De gemeente kan, op de door de [Brusselse Hoofdstedelijke Regering (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] te bepalen wijze, de presentiegelden van het gemeenteraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen geniet, aanvullen met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. 

De som van de presentiegelden, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50000 inwoners (W. 4.5.1999, B.S. 28.7.1999)]. 

[Het totale bedrag van de presentiegelden als gemeenteraadslid en van de vergoedingen, bezoldigingen en presentiegelden die het gemeenteraadslid ontvangt ter vergoeding van activiteiten die worden uitgeoefend buiten zijn mandaat is gelijk aan of kleiner dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding die de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat ontvangen. 

Voor de berekening van dat bedrag, worden in aanmerking genomen: de vergoedingen, bezoldigingen of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of opdracht van politieke aard. 

Bij overschrijding van de in het derde lid bepaalde grens, wordt het bedrag van de in het vorige lid bedoelde vergoedingen, bezoldigingen of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of opdracht van politieke aard, navenant verminderd. 

Wanneer de activiteiten die worden uitgeoefend buiten het mandaat van gemeenteraadslid beginnen of eindigen in de loop van het mandaat, brengt het gemeenteraadslid in kwestie de gemeenteraad daarvan op de hoogte (Ord. 20.7.2016, B.S. 15.9.2015)]. 

[§[ 3 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)] - Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, worden de beslissingen over de in par. 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad. 

§ [4 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)].- Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren worden de beslissingen over de in par. 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269 uitoefent (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

TOEKOMSTIG RECHT (inwerkingtreding bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024)


Art.12 - [§1 Het bedrag van het presentiegeld ligt tussen een minimum van 100,00 euro bruto en een maximum van 200,00 euro bruto aan de referentie-index 108,09. Het bedrag wordt automatisch geïndexeerd bij overschrijding van de spilindex, door de afgevlakte gezondheidsindex, volgens het indexeringsstelsel dat van toepassing is op de wedden van de openbare sector, de pensioenen en de uitkeringen. De gemeenteraad kan een ander bedrag van het presentiegeld voor de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen vaststellen binnen de grenzen van voormeld minimum en maximum. (Ord. 6.7.2022, B.S., 25.8.2022)]

[§ [2 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]. De gemeente kan, op de door de [Brusselse Hoofdstedelijke Regering (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] te bepalen wijze, de presentiegelden van het gemeenteraadslid dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen geniet, aanvullen met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. 

De som van de presentiegelden, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van een schepen van een gemeente met 50000 inwoners (W. 4.5.1999, B.S. 28.7.1999)]. 

[Het totale bedrag van de presentiegelden als gemeenteraadslid en van de vergoedingen, bezoldigingen en presentiegelden die het gemeenteraadslid ontvangt ter vergoeding van activiteiten die worden uitgeoefend buiten zijn mandaat is gelijk aan of kleiner dan anderhalve keer het bedrag van de parlementaire vergoeding die de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat ontvangen. 

Voor de berekening van dat bedrag, worden in aanmerking genomen: de vergoedingen, bezoldigingen of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of opdracht van politieke aard. 

Bij overschrijding van de in het derde lid bepaalde grens, wordt het bedrag van de in het vorige lid bedoelde vergoedingen, bezoldigingen of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of opdracht van politieke aard, navenant verminderd. 

Wanneer de activiteiten die worden uitgeoefend buiten het mandaat van gemeenteraadslid beginnen of eindigen in de loop van het mandaat, brengt het gemeenteraadslid in kwestie de gemeenteraad daarvan op de hoogte (Ord. 20.7.2016, B.S. 15.9.2015)]. 

[§[ 3 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)] - Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, worden de beslissingen over de in par. 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de bestendige deputatie van de provincieraad. 

§ [4 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)].- Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren worden de beslissingen over de in par. 1 genoemde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden overeenkomstig de artikelen 267 tot en met 269 uitoefent (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

[Art.12bis - § 1 Het gemeenteraadslid dat wegens een handicap niet zelfstandig zijn mandaat kan vervullen, kan zich voor de uitoefening van dat mandaat laten bijstaan door een vertrouwenspersoon, gekozen uit personen die de hoedanigheid heeft van kiezer in een Belgische gemeente en die geen lid is van het gemeentepersoneel, noch van het personeel van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de betrokken gemeente.

De vertrouwenspersoon mag zich niet bevinden in een toestand bedoeld in artikelen 71.

§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 wordt het gemeenteraadslid dat persoonlijke bijstand nodig heeft voor de uitoefening van zijn mandaat wegens een zintuiglijke handicap, spraakmoeilijkheden, of een motorische handicap waardoor hij grote moeilijkheden heeft om met de documenten om te gaan, beschouwd als raadslid dat wegens een handicap zijn mandaat niet zelfstandig kan uitoefenen.

§ 3. Het bewijs dat het gemeenteraadslid voldoet aan de criteria, vermeld in de paragraaf 2, wordt geleverd door het getuigschrift van een arts met de uitdrukkelijke verklaring dat het gemeenteraadslid zodanig getroffen is door een van de handicaps, vermeld in de paragraaf 2, dat hij zijn mandaat niet zelfstandig kan vervullen en dat hij voor de uitoefening ervan persoonlijke bijstand nodig heeft.

§ 4. Bij het verlenen van de bijstand krijgt de vertrouwenspersoon dezelfde middelen ter beschikking, heeft hij dezelfde verplichtingen als het gemeenteraadslid, maar hij is niet gehouden tot de eedaflegging zoals bedoeld in artikel 80. Hij heeft eveneens recht op presentiegeld onder dezelfde voorwaarden als het gemeenteraadslid.

§ 5. Indien de vertrouwenspersoon een specifiek opgeleid persoon is en optreedt in professionele hoedanigheid, zal de gemeenteraad de vergoeding van de vertrouwenspersoon ten laste nemen na aftrek van de eventuele tussenkomsten van andere overheden in het kader van Bijstand aan Personen met een handicap (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].

[Art.12ter - Een gemeenteraadslid of een lid van het gemeentecollege mag niet meer dan drie mandaten van bestuurder bezitten in een intercommunale. 

Het aantal van drie mandaten wordt berekend door optelling van de mandaten die binnen de intercommunales bekleed worden, vermeerderd, in voorkomend geval, met de mandaten waarover de verkozene in die instellingen zou beschikken in zijn hoedanigheid van raadslid voor maatschappelijk welzijn (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)] 

Afdeling 3 De burgemeester

Art.13 – [De burgemeester wordt door de Regering benoemd uit de Belgische verkozenen voor de gemeenteraad, op schriftelijke voordracht van minstens de meerderheid van de verkozenen van de lijst waarop hij opgekomen is en van minstens de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad. 

Indien de burgemeester overlijdt, afziet van zijn mandaat als burgemeester, zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid verliest of wordt afgezet, wordt een nieuwe kandidaat schriftelijk voorgedragen door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad, binnen twee maanden na de vacantverklaring van het mandaat.

Indien de voor het burgemeesterambt voorgedragen kandidaat afkomstig is van een lijst die slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen om, naar gelang van het geval, te voldoen aan het eerste of het tweede lid (Ord. 20.07.2006, B.S. 29.08.2006)].

[De burgemeester kan (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] buiten de [Belgische (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)] verkozenen voor de raad benoemd worden uit de [Belgische (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)] gemeenteraadskiezers die volle vijfentwintig jaar oud zijn. 

[Wat de gemeenten Komen-Waasten en Voeren betreft wordt het in het vorige lid bedoelde advies verstrekt door de provinciegouverneur, op eensluidend advies van het in artikel 131bis van de provinciewet bedoelde college van provinciegouverneurs (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

De burgemeester die buiten de raad is benoemd, is in alle gevallen stemgerechtigd in het college van burgemeester en schepenen. Hij is van rechtswege [lid (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)] van de raad en heeft daarin een raadgevende stem. 

[Art.13bis - § 1 In de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, wordt de voordrachtsakte van de burgemeester bevestigd door een stemming van de gemeenteraad en aan de Vlaamse regering bezorgd. Vanaf die stemming is de kandidaatburgemeester aangewezen-burgemeester, draagt hij de titel van 'aangewezen-burgemeester' en oefent hij alle functies uit die aan de burgemeester worden toevertrouwd. Hij wordt evenwel niet als schepen vervangen, indien hij als schepen werd verkozen. 

§ 2 Zodra de Vlaamse regering deze voordrachtsakte die werd bevestigd door een stemming van degemeenteraad ontvangt, beschikt zij over een termijn van zestig dagen om over te gaan tot de benoeming van de aangewezen-burgemeester of tot de mededeling van een beslissing tot weigering van de benoeming overeenkomstig par. 4. 

§ 3 Indien de Vlaamse regering de aangewezenburgemeester benoemt of indien zij geen beslissingmeedeelt binnen de haar toegewezen termijn, is de aangewezen-burgemeester definitief benoemd en wordt hij als schepen vervangen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, par. 2, indien hij als schepen werd verkozen. 

§ 4 Indien de Vlaamse regering de definitieve benoeming van de betrokkene weigert, deelt zij deze beslissing tot weigering mee aan de aangewezen-burgemeester, aan de gouverneur en de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, aan de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente en aan de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De mededeling aan de aangewezenburgemeester vermeldt eveneens waar het administratief dossier kan worden geraadpleegd. 

§ 5 De aangewezen-burgemeester beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van de mededeling bedoeld in par. 4 om een memorie in te dienen bij de algemene vergadering van de afdeling bestuurrechtspraak van de Raad van State. 

De algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak spreekt zich uit binnen de negentig dagen na de indiening van deze memorie. 

De inschrijving op de algemene rol van de Raad van State vindt plaats op het ogenblik dat de memorie wordt ingediend. 

De memorie wordt gedagtekend en bevat:

  1. het opschrift 'memorie met betrekking tot een beslissing over de definitieve benoeming van een burgemeester van een randgemeente';
  2. de naam en de woonplaats van de aangewezen-burgemeesteren de gekozen woonplaats;
  3. een uiteenzetting van de feiten en de middelen.

De memorie wordt niet op de rol ingeschreven indien:

  1. ze niet is ondertekend of niet vergezeld gaat van vier door de ondertekenaar voor eensluidend verklaarde afschriften;
  2. er geen inventaris is bijgevoegd van de stukken, die alle overeenkomstig die inventaris genummerd moeten zijn.

In geval van toepassing van het vijfde lid, richt de hoofdgriffier aan de aangewezen-burgemeester een brief waarin meegedeeld wordt waarom de memorie niet is ingeschreven op de rol en waarbij de aangewezenburgemeester verzocht wordt binnen vijftien dagen zijn memorie te regulariseren. 

De aangewezen-burgemeester die zijn memorie regulariseert binnen de vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek bedoeld in het zesde lid, wordt geacht het te hebben ingediend op de datum van de eerste verzending ervan. 

Een memorie die niet, onvolledig of laattijdig is geregulariseerd, wordt geacht niet te zijn ingediend. 

Op hetzelfde ogenblik waarop hij zijn memorie indient, stuurt de aangewezen-burgemeester een kopie daarvan ter informatie aan de Vlaamse regering. Deze verzending stelt de termijnen niet in werking die de Vlaamse regering in acht moet nemen. 

De hoofdgriffier zendt onver wijld een afschrift van de memorie aan de Vlaamse regering, aan de auditeurgeneraal en aan de adjunct-auditeur-generaal over. 

De Vlaamse regering zendt hem bin nen vijftien dagen na de kennisgeving van de memorie door de hoofdgriffier het volledige administratief dossier over, waarbij zij een nota met opmerkingen kan voegen. 

Eén van de exemplaren van de nota wordt door de hoofdgriffier gezonden aan de aangewezen-burgemeester en aan de leden van het auditoraat bedoeld in artikel 93, par. 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. 

Een te laat ingediende nota met opmerkingen wordt uit de debatten geweerd. 

De leden van het auditoraat mak en binnen vijftien dagen na ontvangst van het dossier een verslag op overeenkomstig artikel 93, par. 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973. In voorkomend geval verzoeken zij de partijen nadere uitleg te verstrekken over de punten die zij aangeven. 

De eerste voorzitter of de voorzitter bepaalt na kennisneming van het verslag, bij beschikking de dag van de terechtzitting waarop de zaak wordt behandeld door de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 

De hoofdgriffier geeft onverwijld kennis van de beschikking waarbij de rechtsdag wordt bepaald aan:

  1. de leden van het auditoraat be doeld in artikel 93, par. 5, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
  2. de Vlaamse regering;
  3. de aangewezen-burgemeester.

Het verslag wordt bij de oproeping gev oegd. De partijen en hun advocaat kunnen gedurende de in de beschikking van de eerste voorzitter of de voorzitter bepaalde tijd ter griffie inzage nemen van het dossier. 

De artikelen 93, par. 5, eerste lid, 95, par. 2 tot 4, en 97, derde lid, van de wetten op de Raad van State, gecoordineerdop 12 januari 1973, zijn van toepassing op de procedure die wordt ingesteld door dit artikel. Deartikelen 21, zesde lid, 21bis en 30, § 3, van dezelfde gecoördineerde wetten zijn niet van toepassing. 

§ 6 Indien de aangewezen-burgemeester geen memorie indient binnen de termijn van dertig dagenbedoeld in par. 5, eerste lid, of indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing tot weigering bevestigt, wordt deze definitief. De gemeenteraad beschikt over dertig dagen vanaf de datum waarop de beslissing tot weigering definitief is geworden om door een stemming een nieuwe voordrachtsakte te bevestigen. 

§ 7 Indien de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de beslissing van weigering tot benoeming tenietdoet, leidt haar arrest tot de definitieve benoeming van de aangewezen-burgemeester en tot zijn vervanging als schepen overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 15, par. 2, indien hij als schepen werd verkozen. 

§ 8 Voor alles wat niet geregeld is bij dit artikel zijn de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 en het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van toepassing. (W.19.7.2013, B.S. 22.8.2013)] 

Art.14 - Bij ontstentenis of verhindering van de burgemeester wordt zijn ambt waargenomen door de eerstgekozen schepen [van Belgische nationaliteit (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)], tenzij de burgemeester zijn bevoegdheid aan een andere schepen [van Belgische nationaliteit (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)] heeft opgedragen. [In geval van ambtsbeëindiging van de burgemeester die een delegatie heeft verleend, blijft deze delegatie van kracht tot de eedaflegging van een nieuwe burgemeester. Daarna is zij van rechtswege niet meer van kracht (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

[Wanneer, in de randgemeenten bedoeld in artikel 7 van de wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en in de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, bij de installatie van de gemeenteraad na een algehele vernieuwing geen burgemeester is benoemd, wijst de gemeenteraad een schepen of een gemeenteraadslid [van Belgische nationalieit (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)] aan om, in afwachting van die benoeming, het ambt van burgemeester waar te nemen (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)].

[[Art.14bis - Als verhinderd wordt beschouwd :

  • de burgemeester die het ambt van minister, staatssecretaris, lid van een gewest- of gemeenschapsregering of gewestelijk staatssecretaris uitoefent, voor de periode waarin dat ambt wordt uitgeoefend ;
  • de burgemeester die, om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimumtermijn van twaalf weken onder dezelfde voorwaarden als gedefinieerd in artikel 18, 2° ;
  • de burgemeester die ouderschapsverlof neemt voor de geboorte of adoptie van een kind onder dezelfde voorwaarden als gedefinieerd in artikel 18, 3° ;
  • de burgemeester die gedurende minimaal twaalf weken verlof neemt voor de verzorging van een familielid of gezinslid onder dezelfde voorwaarden als gedefinieerd in artikel 18, 5°. (Ord. 15.12.2022, B.S. 06.02.2023)]. 

Afdeling 4 De schepen

Art.15 – [§ 1 [De schepenen worden door de raad onder de gemeenteraadsleden verkozen. Elke schepen wordt schriftelijk voorgedragen door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en door minstens de meerderheid van de verkozen gemeenteraadsleden. [Om ontvankelijk te zijn, moeten de kandidatuurakten het uitdrukkelijk akkoord van de kandidaat bevatten en zij moeten, samen, voldoen aan de in artikel 16 vervatte pariteitsregels. (Ord. 1.3.2018, B.S. 12.3.2018)] 

De schepenen worden geïnstalleerd tijdens de vergadering bedoeld in art. 2, eerste lid

De rang van de schepenen wordt bepaald door de volgorde van voordracht. 

Indien een schepen overlijdt, afziet van zijn mandaat als schepen, zijn hoedanigheid van gemeenteraadslid verliest of wordt afgezet, wordt een nieuwe kandidaat schriftelijk voorgedragen door minstens de meerderheid van degenen die op dezelfde lijst zijn verkozen en de meerderheid van de verkozenen voor de gemeenteraad, binnen twee maanden na de vacantverklaring van het mandaat. 

Indien de voor het schepenambt voorgedragen kandidaat afkomstig is van een lijst die slechts twee verkozenen telt, volstaat de handtekening van één van hen om, naar gelang van het geval, te voldoen aan het eerste of het vierde lid.

[(opgeheven) (Ord. 1.3.2018, B.S. 12.3.2018)]

(Ord. 20.7.2006, B.S. 29.8.2006)]

§ 2 In afwijking van par. 1 worden de schepenen van de randgemeenten bedoeld in art. 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren rechtstreeks gekozen door de vergadering van de gemeenteraadskiezers op de hierna volgende wijze: 

De quotiënten verkregen met toepassing van art. 56 van de gemeentekieswet, gecoördineerd op 04.08.1932, worden in de volgorde van hun belangrijkheid gerangschikt totdat er voor alle lijsten samen zoveel quotiënten worden bereikt als er schepenen te kiezen zijn. 

De verdeling over de lijsten geschiedt door aan iedere lijst zoveel schepenmandaten toe te kennen als haar stemcijfer quotiënten heeft opgeleverd, gelijk aan of hoger dan het laatst gerangschikte quotiënt. 

Indien een lijst meer schepenmandaten verkrijgt dan zij kandidaten telt, worden de niet toegekende mandaten gevoegd bij die welke aan de overige lijsten toekomen; de verdeling over deze lijsten geschiedt door voortzetting van de in het eerste lid van artikel 56 van de gemeentekieswet omschreven bewerking, zodat voor ieder nieuw quotiënt een mandaat wordt toegekend aan de lijst waartoe het behoort. 

Het mandaat van schepen wordt toegewezen aan de tot raadslid gekozen kandidaten in de volgorde van hun verkiezing.

De rang van de schepenen wordt bepaald door de volgorde van de toewijzing van het mandaat.

De regels betreffende de ontslagneming als raadslid zijn mede van toepassing op de ontslagneming als schepen.

Wanneer een vacature ontstaat, wordt het mandaat van schepen toegewezen aan een raadslid van dezelfde lijst als die van de te vervangen schepen overeenkomstig de bepalingen vastgesteld in het vijfde lid. 

(K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)] 

[In de gevallen van verhindering bedoeld in art. 18 wordt de verhinderde schepen gedurende de periode van verhindering vervangen door een raadslid aangewezen overeenkomstig het achtste lid (W. 21.3.1991, B.S. 9.4.1991)].

Art.16 - § 1[ Er zijn:

  • 6 schepenen, onder wie 3 vrouwen en 3 mannen in de gemeenten met 20.000 tot 29.999 inwoners;
  • 7 schepenen, onder wie ten minste 3 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999 inwoners;
  • 8 schepenen, onder wie 4 vrouwen en 4 mannen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999 inwoners;
  • 9 schepenen, onder wie ten minste 4 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in degemeenten met 100.000 tot 199.999 inwoners;
  • 10 schepenen, onder wie 5 vrouwen en 5 mannen in de gemeenten met 200.000 inwoners en meer.

§ 2 Van par. 1 kan slechts worden afgeweken als ten minste een derde van de leden van het college van burgemeester en schepenen van een ander geslacht is dan de anderen. 

Om die verhouding te bepalen, kan uitzonderlijk worden gebruikgemaakt van de volgende twee mogelijkheden:

  • de OCMW-voorzitter kan worden meegeteld in de berekening van het aantal leden van het college van burgemeester en schepenen;
  • de eerst verkozen schepen onder hen die behoren tot de minderheidstaalgroep in het college van burgemeester en schepenen, die de toepassing mogelijk maakt van artikel 279 van de Nieuwe gemeentewet en van artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, kan niet worden meegeteld in de berekening van het aantal leden van het college van burgemeester en schepenen.

Voor de toepassing van het in het eerste lid bedoelde percentage, wordt elk decimaal getal afgerond naar de hogere eenheid als het decimaal getal hoger is dan vijf. 

Als wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid in het eerste streepje van het tweede lid van deze paragraaf, wordt een verklaring, ondertekend door de meerderheid van de verkozenen van de raad met vermelding van de kandidaat die zal worden voorgedragen voor het voorzitterschap van het OCMW, gevoegd bij de in artikel 15, par. 1, en in artikel 18bis bedoelde voordrachtakten. 

§ 3 Van par. 1 en 2 kan slechts worden afgeweken als alle lijsten die de meerderheid vormen, niet het aantal verkozenen bevatten om te voldoen aan de cijfers waarin daarin wordt voorzien. In dat geval, worden alle verkozenen van het geslacht dat in de minderheid is en die voorkomen op de lijsten die de meerderheid vormen, voorgedragen als kandidaten voor de functies van schepenen of burgemeester en/of worden vermeld als kandidaat-voorzitter van het OCMW. 

§ 4 Ingeval een schepen wordt vervangen met toepassing van artikel 15, par. 1, vierde lid, of van artikel 18, mag de voorgedragen nieuwe kandidaat alleen van een ander geslacht zijn dan de vervangen schepen in de volgende gevallen:

  • als de in par. 2 bedoelde voorwaarden worden nageleefd;
  • als, op het ogenblik van de voordracht, het de enige schepen van een lijst betreft;
  • als, op het ogenblik van de voordracht, geen enkele verkozene van dezelfde taalaanhorigheid van zijn lijst en op wie de in artikel 72 bedoelde onverenigbaarheden niet van toepassing zijn, niet tot hetzelfde geslacht behoort als hijzelf;
  • het in artikel 17 bedoelde geval;
  • als de kandidaat van het in par. 3 bedoelde geslacht dat in de minderheid is niet door de gemeenteraad werd gekozen conform artikel 15.

Voor de toepassing van deze paragraaf, komt de lijst overeen met de politieke fractie zoals die bestaat op het ogenblik van de vervanging van de schepen. (Ord. 1.3.2018, B.S. 12.3.2018)]

TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024)

Art.16 - [§ 1 Er zijn maximum : 
− 5 schepenen, onder wie ten minste 2 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten tot 29.999 inwoners ; 
− 6 schepenen, onder wie 3 vrouwen en 3 mannen in de gemeenten met 30.000 tot 49.999 inwoners ; 
− 7 schepenen, onder wie ten minste 3 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten met 50.000 tot 99.999 inwoners ; 
− 8 schepenen, onder wie ten minste 4 vrouwen en 4 mannen in de gemeenten met 100.000 tot 199.999 inwoners ; 
− 9 schepenen, onder wie ten minste 4 schepenen van verschillend geslacht van de anderen in de gemeenten met 200.000 inwoners en meer. 
De gemeenteraad kan beslissen het in het eerste lid vastgestelde aantal schepenen te verminderen. De in hetzelfde lid vastgestelde pariteitsregels zijn mutatis mutandis van toepassing op het aantal door de gemeenteraad vastgestelde schepenen. 
In afwijking van het tweede lid bestaat het college van burgemeester en schepenen naast de burgemeester uit ten minste 4 schepenen, waarvan 2 vrouwen en 2 mannen. (Ord. 6.7.2022, B.S., 25.8.2022)]

§ 2 Van par. 1 kan slechts worden afgeweken als ten minste een derde van de leden van het college van burgemeester en schepenen van een ander geslacht is dan de anderen. 

Om die verhouding te bepalen, kan uitzonderlijk worden gebruikgemaakt van de volgende twee mogelijkheden:

  • de OCMW-voorzitter kan worden meegeteld in de berekening van het aantal leden van het college van burgemeester en schepenen;
  • de eerst verkozen schepen onder hen die behoren tot de minderheidstaalgroep in het college van burgemeester en schepenen, die de toepassing mogelijk maakt van artikel 279 van de Nieuwe gemeentewet en van artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 betreffende de Brusselse instellingen, kan niet worden meegeteld in de berekening van het aantal leden van het college van burgemeester en schepenen.

Voor de toepassing van het in het eerste lid bedoelde percentage, wordt elk decimaal getal afgerond naar de hogere eenheid als het decimaal getal hoger is dan vijf. 

Als wordt gebruikgemaakt van de mogelijkheid in het eerste streepje van het tweede lid van deze paragraaf, wordt een verklaring, ondertekend door de meerderheid van de verkozenen van de raad met vermelding van de kandidaat die zal worden voorgedragen voor het voorzitterschap van het OCMW, gevoegd bij de in artikel 15, par. 1, en in artikel 18bis bedoelde voordrachtakten. 

§ 3 Van par. 1 en 2 kan slechts worden afgeweken als alle lijsten die de meerderheid vormen, niet het aantal verkozenen bevatten om te voldoen aan de cijfers waarin daarin wordt voorzien. In dat geval, worden alle verkozenen van het geslacht dat in de minderheid is en die voorkomen op de lijsten die de meerderheid vormen, voorgedragen als kandidaten voor de functies van schepenen of burgemeester en/of worden vermeld als kandidaat-voorzitter van het OCMW. 

§ 4 Ingeval een schepen wordt vervangen met toepassing van artikel 15, par. 1, vierde lid, of van artikel 18, mag de voorgedragen nieuwe kandidaat alleen van een ander geslacht zijn dan de vervangen schepen in de volgende gevallen:

  • als de in par. 2 bedoelde voorwaarden worden nageleefd;
  • als, op het ogenblik van de voordracht, het de enige schepen van een lijst betreft;
  • als, op het ogenblik van de voordracht, geen enkele verkozene van dezelfde taalaanhorigheid van zijn lijst en op wie de in artikel 72 bedoelde onverenigbaarheden niet van toepassing zijn, niet tot hetzelfde geslacht behoort als hijzelf;
  • het in artikel 17 bedoelde geval;
  • als de kandidaat van het in par. 3 bedoelde geslacht dat in de minderheid is niet door de gemeenteraad werd gekozen conform artikel 15.

Voor de toepassing van deze paragraaf, komt de lijst overeen met de politieke fractie zoals die bestaat op het ogenblik van de vervanging van de schepen. (Ord. 1.3.2018, B.S. 12.3.2018)]

Art.17 – [Bij ontstentenis of verhindering van een schepen wordt deze vervangen door het [(opgeheven) (W. 27.1.1999, B.S. 30.1.1999)] gemeenteraadslid dat de eerste plaats bekleedt op de [in het tweede lid bedoelde (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] ranglijst, en zo vervolgens, [met uitzondering van de voorzitter van de raad en zijn plaatsvervanger en (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)] behoudens de onverenigbaarheden vermeld in artikel 72. 

De ranglijst wordt opgemaakt [in functie van de(Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] dienstouderdom van de raadsleden, te rekenen van de dag van hun eerste ambtsaanvaarding en, bij gelijke dienstouderdom, naar het aantal stemmen verkregen bij de laatste verkiezing (W. 21.3.1991, B.S. 9.4.1991)]. 

Art.18 – [In afwijking van artikel 17 en onverminderd artikel 279, § 1, derde lid, wordt de verhinderde schepen vervangen door een raadsliddat wordt aangewezen door de gemeenteraad overeenkomstig artikel 15,

§ 1, in de volgende gevallen :

  1. wanneer de schepen het ambt van Minister, Staatssecretaris, lid van een gewest- of gemeenschapsregering of gewestelijk staatssecretaris uitoefent, voor de periode waarin dat ambt wordt uitgeoefend ;
  2. [wanneer de schepen om studieredenen of wegens verblijf in het buitenland vervangen wil worden gedurende een minimumtermijn van twaalf weken en hij een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen heeft gericht met een attest van de onderwijsinstelling of opdrachtgever; (Ord 15.12.2022, B.S. 06.02.2023)]
  3. wanneer de schepen ouderschapsverlof wil nemen voor de geboorte of adoptie van een kind. Die schepen wordt op zijn schriftelijke verzoek, gericht aan het college van burgemeester en schepenen, vervangen, op zijn vroegst vanaf de zesde week voor de vermoedelijke datum van de geboorte of van de adoptie tot het einde van de negende week na de adoptie of geboorte. Op schriftelijk verzoek wordt de onderbreking van de uitoefening van het mandaat na de negende week verlengd met een duur die gelijk is aan die gedurende welke de schepen zijn mandaat heeft uitgeoefend tijdens de periode van zes weken die aan de dag van de geboorte of de adoptie voorafgaan. In geval van de geboorte of de adoptie van een meerling kan op verzoek van de schepen het verlof verlengd worden met een periode van maximaal twee weken ;
  4. wanneer de schepen krachtens artikel 14bis de als verhinderd beschouwde burgemeester vervangt en het college van burgemeester en schepenen om zijn vervanging verzoekt, wordt deze vervangen voor de periode dat die schepen de burgemeester vervangt ;
  5. wanneer de schepen omwille van palliatief verlof of verlof voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek familielid tot en met de tweede graad of van een zwaar ziek gezinslid vervangen wil worden gedurende minimaal twaalf weken. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan de het college van burgemeester en schepenen, vergezeld van een verklaring op erewoord waarbij de schepen zich bereid verklaart om bijstand of verzorging te verlenen. De naam van de patiënt wordt niet vermeld; (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)]
  6. [wanneer de schepen om medische redenen vervangen wil worden gedurende een minimumtermijn van twaalf weken. Hij richt daartoe een schriftelijk verzoek aan het college van burgemeester en schepenen.
  7. Bij het verzoek om tijdelijke vervanging wordt een medisch attest gevoegd van maximum 15 dagen oud, waarin de periode van afwezigheid om medische redenen verduidelijkt wordt. Indien de schepen, die om medische redenen afwezig is, niet in staat is om dit verzoek tot het college van burgemeester en schepenen te richten, wordt hij van rechtswege als verhinderd beschouwd vanaf de derde vergadering die volgt op de vergadering waarop hij afwezig was en zolang hij afwezig blijft. (Ord 15.12.2022, B.S. 06.02.2023)]

[Afdeling 4bis. - Akte van voordracht van de burgemeester, de schepenen, de voorzitter van de gemeenteraad en zijn plaatsvervanger

(Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)]

[Art.18bis - De akten van voordrachten moeten neergelegd worden in handen van de gemeentesecretaris, die de ontvangst ervan bevestigt. Ze moeten in overeenstemming zijn met de regels vervat [in artikel 8bis, par. 1, (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)] in artikel 13, eerste lid [, in artikel 15, par. 1., en in artikel 16 (Ord. 1.3.2018, B.S. 12.3.2018)]. De akten van voordracht kunnen neergelegd worden zodra de uitslag is bekendgemaakt. 

[De gemeentesecretaris bezorgt de akte van voordracht van de burgemeester aan de regering. Uiterlijk drie dagen vóór de vergadering waarop de verkiezing van de schepenen, van de voorzitter van de raad en zijn plaatsvervanger geagendeerd is, bezorgt hij, naar gelang het geval, de verschillende akten van voordracht van de schepenen, van de voorzitter van de raad en zijn plaatsvervanger. Niemand mag verschillende akten van voordracht voor eenzelfde functie ondertekenen. Alleen de akte van voordracht van een kandidaat voor een ambt van schepen, burgemeester, voorzitter of van vervanger van voorzitter van de gemeenteraad die het eerst bij de gemeentesecretaris is ingediend, is ontvankelijk. (Ord. 20.07.2012, B.S. 29.08.2012)]

(Ord. 20.7.2006, B.S. 29.8.206)]

Afdeling 5 Wedde [(opgeheven) (Ord. 22.2.24, B.S., 26.2.24)]  van de burgemeesters en schepen

Art.19 – [§ 1 De wedden van de burgemeesters worden vastgesteld door toepassing van de volgende percentages op het hoogste bedrag uit de in artikel 28 vastgestelde weddeschaal van de gemeentesecretaris van de betrokken gemeente:

  1. gemeenten tot 20.000 inwoners: 83,3333 %;
  2. gemeenten met 20.001 tot 50.000 inwoners: 93,13725 %;
  3. gemeenten met 50.001 tot 80.000 inwoners: 102,94118 %;
  4. gemeenten met meer dan 80.000 inwoners: 117,64706 %.

De wedden, bedoeld in het eerste lid, worden verhoogd of verlaagd overeenkomstig de voor de wedde van de gemeentesecretaris geldende regels van de koppeling aan het indexcijfer. 

§ 2 De wedde van de schepenen bedraagt:

  1. in gemeenten tot 50.000 inwoners: 60 % van de wedde van de burgemeester;
  2. in gemeenten vanaf 50.001 inwoners: 75 % van de wedde van de burgemeester.

Voor de toepassing van de eerste en de tweede paragraaf is het in aanmerking te nemen aantal inwoners gelijk aan het bevolkingscijfer dat overeenkomstig artikel 5, eerste lid vastgesteld is door de Regering. 

§ 3 De Regering bepaalt de wijzen van betaling van die wedden. 

Wanneer het vaststellen van de wedden overeenkomstig par. 1 en par. 2 tot gevolg heeft dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, vergoedingen of toelagen verminderd worden of vervallen, kan de Regering, op de door haar te bepalen wijze, de wedde van de burgemeester of van de schepen verminderen, op voorwaarde dat deze daarom verzoekt. 

In de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners kan de gemeente, op de door de Regering te bepalen wijze, de wedde van de burgemeester of van de schepen die wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen geniet, aanvullen met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. 

De wedde van de burgermeester of schepen, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van respectievelijk een burgemeester of schepen van een gemeente met 50.000 inwoners. 

§ 4 De burgemeesters en schepenen mogen, buiten de wedden verbonden aan de uitoefening van hun oorspronkelijke mandaten, en behalve de voordelen van alle aard en de representatiekosten verbonden aan de uitoefening van hun functies, geen bijkomende vergoeding genieten ten laste van de gemeente, om welke reden of onder welke benaming ook. 

De Regering bepaalt:

  • de maximumbedragen van de voordelen van alle aard en representatiekosten van de schepenen en burgemeester;
  • het maximale totale begrotingskrediet voor de voordelen van alle aard en representatiekosten van de burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden, alsook voor het presentiegeld van laatstgenoemden.

De representatiekosten worden terugbetaald op basis van bewijsstukken en een conforme onkostennota waarvan het model bepaald wordt door de Regering. 

Afgeleide mandaten die door de burgemeesters en schepenen worden uitgeoefend, mogen op geen enkele wijze bezoldigd of vergoed worden. 

Onder 'afgeleid mandaat of afgeleide functie' dient verstaan te worden de definitie die vervat is in artikel 3 van de ordonnantie van 12.01.2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen of, ingeval van wijziging of opheffing van deze laatste ordonnantie, de definitie die voorkomt in de wijzigings- of opheffingsnorm. 

§ 5 Het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeester en schepenen worden door de Regering vastgesteld. 

§ 6 In voorkomend geval stelt de Regering aanvullende regels vast tot vrijwaring van de verkregen rechten van de burgemeesters en de schepenen die hun ambt uiterlijk op 01.06.1976 opnamen. (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]. 

[§ [7 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]Indien de burgemeesters en schepenen niet zijn onderworpen aan de wet 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ingevolge hun activiteit als werknemer of aan het KB nr. 38 van 27.07.1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ingevolge hun activiteit als zelfstandigen, en indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen, worden ze door de gemeente onderworpen aan de regelingen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en de gezinsbijslag bedoeld bij artikel 5, a), b), e) en f), van voornoemde wet 27.06.1969. 

[Worden eveneens onderworpen aan de bovenvermelde stelsels, de burgemeesters en schepenen onderworpen aan de wet 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan het KB nr. 38 van 27.06.1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen. (W. 24.12.2002, B.S. 31.12.2002)] .

[De werknemers- en werkgeversbijdragen bedoeld bij artikel 38, par. 2, 2°, 3°, 4° en par. 3, 2°, 3°, en 4°, van de wet 29.06.1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en bij art. 18 van het KB 25.10.1985 tot uitvoering van hoofdstuk 1, afdeling 1, van de wet 01.08.1985 houdende sociale bepalingen berekend op het bedrag van de volledige wedde worden aangegeven en betaald aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. (W. 23.3.2001, B.S. 5.4.2001)]. 

Indien de burgemeesters en de schepenen alsmede de gewezen burgemeesters en schepenen na de beëindiging van hun politiek mandaat enkel prestaties krachtens de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging [kunnen genieten (W. 23.3.2001, B.S. 5.4.2001)] dan met toepassing van artikel 32, 15° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14.07.1994, neemt de gemeente waar ze laatst dit mandaat hebben uitgeoefend de krachtens die bepaling verschuldigde persoonlijke bijdragen ten laste. 

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling. (W. 12.8.2000, B.S. 31.8.2000)] 

TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024)

Art.19 - [§ 1. De Regering bepaalt de regels betreffende de berekening van de wedde van de burgemeesters, rekening houdend met het inwonersaantal van de gemeente. De wedde van de burgemeester wordt uitgedrukt als een percentage van de parlementaire vergoeding van de leden van het federaal Parlement, met uitsluiting van de forfaitaire onkostenvergoeding, de eindejaarspremie, het vakantiegeld, alsook andere vergoedingen. (Ord. 6.7.2022, B.S., 25.8.2022)]

§ 2 De wedde van de schepenen bedraagt:

  1. in gemeenten tot 50.000 inwoners: 60 % van de wedde van de burgemeester;
  2. in gemeenten vanaf 50.001 inwoners: 75 % van de wedde van de burgemeester.

[In afwijking van het eerste lid, 1°, indien de gemeenteraad beslist om het aantal schepenen, vastgesteld in artikel 16, § 1, eerste lid, te verminderen overeenkomstig het tweede lid van hetzelfde artikel, bedraagt de wedde van de schepenen 75 % van de wedde van de burgemeester. (Ord. 6.7.2022, B.S., 25.8.2022)]

Voor de toepassing van de eerste en de tweede paragraaf is het in aanmerking te nemen aantal inwoners gelijk aan het bevolkingscijfer dat overeenkomstig artikel 5, eerste lid vastgesteld is door de Regering. 

§ 3 De Regering bepaalt de wijzen van betaling van die wedden. 

Wanneer het vaststellen van de wedden overeenkomstig par. 1 en par. 2 tot gevolg heeft dat andere wettelijke of reglementaire bezoldigingen, vergoedingen of toelagen verminderd worden of vervallen, kan de Regering, op de door haar te bepalen wijze, de wedde van de burgemeester of van de schepen verminderen, op voorwaarde dat deze daarom verzoekt. 

In de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners kan de gemeente, op de door de Regering te bepalen wijze, de wedde van de burgemeester of van de schepen die wettelijke of reglementaire bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen of toelagen geniet, aanvullen met een bedrag ter compensatie van het inkomensverlies dat de betrokkene lijdt, op voorwaarde dat de mandataris daar zelf om verzoekt. 

De wedde van de burgermeester of schepen, aangevuld met het bedrag ter compensatie van het inkomensverlies, kan nooit hoger zijn dan de wedde van respectievelijk een burgemeester of schepen van een gemeente met 50.000 inwoners. 

§ 4 De burgemeesters en schepenen mogen, buiten de wedden verbonden aan de uitoefening van hun oorspronkelijke mandaten, en behalve de voordelen van alle aard en de representatiekosten verbonden aan de uitoefening van hun functies, geen bijkomende vergoeding genieten ten laste van de gemeente, om welke reden of onder welke benaming ook. 

De Regering bepaalt:

  • de maximumbedragen van de voordelen van alle aard en representatiekosten van de schepenen en burgemeester;
  • het maximale totale begrotingskrediet voor de voordelen van alle aard en representatiekosten van de burgemeesters, schepenen en gemeenteraadsleden, alsook voor het presentiegeld van laatstgenoemden.

De representatiekosten worden terugbetaald op basis van bewijsstukken en een conforme onkostennota waarvan het model bepaald wordt door de Regering. 

Afgeleide mandaten die door de burgemeesters en schepenen worden uitgeoefend, mogen op geen enkele wijze bezoldigd of vergoed worden. 

Onder 'afgeleid mandaat of afgeleide functie' dient verstaan te worden de definitie die vervat is in artikel 3 van de ordonnantie van 12.01.2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen of, ingeval van wijziging of opheffing van deze laatste ordonnantie, de definitie die voorkomt in de wijzigings- of opheffingsnorm. 

§ 5 Het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeester en schepenen worden door de Regering vastgesteld. 

§ 6 In voorkomend geval stelt de Regering aanvullende regels vast tot vrijwaring van de verkregen rechten van de burgemeesters en de schepenen die hun ambt uiterlijk op 01.06.1976 opnamen. (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]. 

[§ [7 (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)]Indien de burgemeesters en schepenen niet zijn onderworpen aan de wet 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ingevolge hun activiteit als werknemer of aan het KB nr. 38 van 27.07.1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen ingevolge hun activiteit als zelfstandigen, en indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen, worden ze door de gemeente onderworpen aan de regelingen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en de gezinsbijslag bedoeld bij artikel 5, a), b), e) en f), van voornoemde wet 27.06.1969. 

[Worden eveneens onderworpen aan de bovenvermelde stelsels, de burgemeesters en schepenen onderworpen aan de wet 27.06.1969 tot herziening van de besluitwet van 28.12.1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders of aan het KB nr. 38 van 27.06.1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, indien ze zonder de toepassing van de huidige bepaling enkel prestaties inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging zouden genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen. (W. 24.12.2002, B.S. 31.12.2002)] .

[De werknemers- en werkgeversbijdragen bedoeld bij artikel 38, par. 2, 2°, 3°, 4° en par. 3, 2°, 3°, en 4°, van de wet 29.06.1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en bij art. 18 van het KB 25.10.1985 tot uitvoering van hoofdstuk 1, afdeling 1, van de wet 01.08.1985 houdende sociale bepalingen berekend op het bedrag van de volledige wedde worden aangegeven en betaald aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. (W. 23.3.2001, B.S. 5.4.2001)]. 

Indien de burgemeesters en de schepenen alsmede de gewezen burgemeesters en schepenen na de beëindiging van hun politiek mandaat enkel prestaties krachtens de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging [kunnen genieten (W. 23.3.2001, B.S. 5.4.2001)] dan met toepassing van artikel 32, 15° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14.07.1994, neemt de gemeente waar ze laatst dit mandaat hebben uitgeoefend de krachtens die bepaling verschuldigde persoonlijke bijdragen ten laste. 

De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling. (W. 12.8.2000, B.S. 31.8.2000)] 

TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024)

[Art.19/1 - § 1 De burgemeester en de schepenen krijgen ten laste van de gemeente een uittredingsvergoeding : 

  1. nadat het mandaat beëindigd is naar aanleiding van de algehele vernieuwing van het gemeentebestuur en de mandataris geen nieuw mandaat als burgemeester of schepen opneemt ; 
  2. nadat het uitvoerend mandaat beëindigd is naar aanleiding van de vermelde einddatum van het mandaat op de akte van voordracht en de mandataris geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt ; 
  3. als het uitvoerend mandaat eindigt wegens ontslag om medische redenen. Ontslag om medische redenen wordt bewezen aan de hand van een door een arts afgegeven getuigschrift van langdurige arbeidsongeschiktheid. 

§ 2. De betrokkene heeft recht op een maand uittredingsvergoeding per gepresteerd jaar, met een maximum van twaalf maanden. Als de lokale uitvoerende mandataris verschillende opeenvolgende mandaten heeft uitgeoefend, wordt er alleen rekening gehouden met de ontvangen jaarwedde van het laatst uitgeoefende mandaat. 
De uittredingsvergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

§ 3. De uittredingsvergoeding vervalt : 

  1. als de betrokkene een ander beroepsinkomen geniet ; 
  2. als de betrokkene overlijdt, vanaf de maand volgend op het overlijden. 

Een vervangingsinkomen wegens werkloosheid, pensionering of arbeidsongeschiktheid is ook een ander beroepsinkomen in de zin van het eerste lid, 1°. 

In afwijking van het eerste lid, 1°, verkrijgt de betrokkene op zijn verzoek dat het verschil wordt bijgepast als dat ander beroepsinkomen lager is dan de uittredingsvergoeding. 

§ 4. Om de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 1, of het bij te passen verschil, vermeld in paragraaf 3, derde lid, te kunnen genieten, dient de betrokkene maandelijks een verklaring op erewoord in waaruit blijkt dat hij gedurende de periode in kwestie geen beroepsinkomen genoot of een lager beroepsinkomen genoot dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, vermeld in paragraaf 2. (Ord. 6.7.2022, B.S., 25.8.2022)]

[Art.20 - § 1. In geval van verhindering als bedoeld in de artikelen 14bis en 18, wordt de aan het ambt verbonden wedde onmiddellijk toegekend aan de persoon die de verhinderde mandataris vervangt. De verhinderde mandataris ontvangt geen wedde voor de periode gedurende dewelke hij verhinderd is.

§ 2. Wanneer een schepen, om andere dan de in paragraaf 1 genoemde redenen, de burgemeester gedurende een periode van ten minste een maand vervangt, wordt hem de aan deze ambt verbonden wedde toegekend voor de hele periode gedurende dewelke hij deze uitoefende. In dit geval ontvangt de verhinderde burgemeester voor dezelfde periode geen wedde.
Hetzelfde geldt wanneer een gemeenteraadslid om, andere dan de paragraaf 1 genoemde redenen, het ambt van schepen waarneemt gedurende een periode van ten minste één maand ; de aan dit ambt verbonden wedde wordt hem toegekend voor de hele periode gedurende dewelke hij deze uitoefende. In een dergelijk geval ontvangt de verhinderde schepen voor dezelfde periode geen wedde.

§ 3. In de gevallen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, eerste lid, mag de vervangende schepen niet tegelijk de wedde van burgemeester en die van schepen ontvangen.

§ 4. In afwijking van paragraaf 2, en wanneer de oorzaak van de afwezigheid ziekte is, behoudt de burgemeester of schepen zijn recht op wedde gedurende een periode van maximum drie maanden onder medisch attest, te rekenen vanaf de eerste dag waarvoor het medisch attest werd voorgelegd. De vervangende schepen of het vervangend raadslid verwerft pas aan het einde van deze periode het recht op de aan de ambt verbonden wedde.

§ 5. De termijnen bedoeld in §§ 2 en 4, eerste lid, worden berekend vanaf de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste.(Ord. 15.12.2022, B.S. 06.02.2023)]. 

[Art.20bis - De som van de wedde van burgemeester of schepen en van de vergoedingen, wedden en presentiegelden, ontvangen als bezoldiging voor de door de burgemeester of schepen naast zijn mandaat uitgeoefende activiteiten, is gelijk aan of lager dan anderhalve maal het bedrag van de parlementaire vergoeding van de leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat. 

Voor de berekening van dat bedrag komen in aanmerking de vergoedingen, de wedden of de presentiegelden voortvloeiend uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard. 

Zo het in het eerste lid vastgestelde plafond wordt overgeschreden, wordt de som van de in het voorgaande lid bedoelde vergoedingen, wedden of presentiegelden die voortvloeien uit de uitoefening van een openbaar mandaat, een openbare functie of een openbaar ambt van politieke aard, verminderd tot het passende beloop. 

Nemen de naast het mandaat van burgemeester of schepen uitgeoefende activiteiten een aanvang of een einde tijdens de duur van voornoemd mandaat, dan brengt de betrokken burgemeester of schepen de gemeenteraad daarvan op de hoogte. (W. 4.5.1999, B.S. 28.7.1999)]. 

Art.21. - [Er kan aan de burgemeester, de schepenen en de gemeenteraadsleden een eretitel worden toegekend onder de voorwaarden bepaald door de Regering.

De Regering bepaalt tevens [(opgeheven) (Ord. 22.2.24, B.S., 26.2.24)] de onderscheidingstekens van de burgemeesters en de schepenen (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].

[TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding bij de volledige vernieuwing van de gemeenteraden na de gemeenteraadsverkiezingen van 2024)

[Afdeling 5bis. – Personeel dat ter beschikking wordt gesteld van de burgemeester en de schepenen

[Art. 21bis. § 1. Uiterlijk drie maanden na zijn installatie, beslist de gemeenteraad of de leden van het college van burgemeester en schepenen over een kabinet kunnen beschikken. De gemeenteraad regelt de samenstelling en de financiering van de kabinetten, de mogelijkheid om gemeentepersoneel te detacheren, evenals de aanwervingsprocedure, het administratief statuut, de bezoldiging en de eventuele vergoedingen van de kabinetsmedewerkers.

De leden van een kabinet mogen noch bloedverwanten of aanverwanten tot in de tweede graad zijn, noch door de huwelijksband verenigd zijn of wettelijk samenwonend zijn met een lid van het college van burgemeester en schepenen.

Ze mogen geen functies bekleden als bedoeld in artikel 71, lid 1, 1° en 2°.

Het mogen gedetacheerde personeelsleden van het gemeentebestuur zijn mits voorafgaandelijk akkoord van de gemeentesecretaris. Enkel de personeelsleden van rang E1 tot A4 kunnen gedetacheerd worden naar het kabinet van een burgemeester of schepen. (Ord. 22.2.24, B.S., 27.2.24)]

Afdeling 6 Ontslag als raadslid of schepen

Art.22 – [Het ontslag als raadslid, als voorzitter of plaatsvervanger van de voorzitter van de raad of als schepen (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)] wordt schriftelijk ingediend bij de gemeenteraad. 

Hij die betwist dat hij als raadslid of schepen ontslag heeft genomen, kan beroep instellen bij [het rechtscollege (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)], die uitspraak doet overeenkomstig [artikel 75, par. 1, tweede lid, van het Brussels Gemeentelijk Kieswetboek (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)].. 

De beslissing wordt door de zorg van de de [voorzitter van het rechtscollege (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] ter kennis gebracht van het betrokken raadslid of van de betrokken schepen. 

De betrokkene kan bij de Raad van State beroep instellen binnen acht dagen na de kennisgeving.
[(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)].
Het ontslag als burgemeester wordt ingediend bij de [Regering (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] en ter kennis gebracht van de raad. 

De burgemeester die ontslag als raadslid wenst te nemen, mag dit ontslag bij de raad niet indienen dan nadat de [Regering (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] hem ontslag als burgemeester heeft verleend. 

Iedere voortijdige kennisgeving aan de raad wordt als niet-bestaande beschouwd. 

Afdeling 7 De secretaris en de ontvanger

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen 

Art.23 - Er is in elke gemeente een secretaris en een ontvanger. 

Art.24 - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] 

Onderafdeling 2 De secretaris  

A. Benoeming

Art.25 - § 1 [De secretaris wordt door de gemeenteraad benoemd, met inachtneming van de voorwaarden bepaald overeenkomstig artikel 145 [of aangewezen in een mandaat overeenkomstig artikel 69. (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)] 

De benoeming geschiedt binnen zes maanden na het openvallen van de betrekking. 

[§ 1bis De gemeenteraad kan een secretaris buiten kader benoemen zes maanden vóór de voorzienbare datum waarop de betrekking vacant zal worden. De buiten kader benoemde secretaris treedt in functie op de dag van de beëindiging van het ambt van de aftredende secretaris. In de tussentijd staat hij laatstgenoemde bij in zijn ambt (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]. 

§ 2 Vooraleer in functie te treden legt de secretaris de eed, bedoeld in artikel 80, af, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad, in handen van de voorzitter. 

Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt. 

De secretaris die zonder wettige reden de eed niet aflegt, na daartoe bij een ter post aangetekend schrijven uitgenodigd te zijn voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, wordt geacht te verzaken aan zijn benoeming (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]. 

B. Plichten - Verbodsbepalingen

Art.26 – [De secretaris is verplicht zich te gedragen naar de onderrichtingen die hem worden gegeven door de gemeenteraad, [de voorzitter ervan, (Ord. 23.7.2012, B.S. 28.8.2012)] het college van burgemeester en schepenen of de burgemeester, al naar gelang hun respectieve bevoegdheden(W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]. 

[Art.26bis - § 1 De secretaris oefent in ieder geval de volgende bevoegdheden uit:

  1. de algemene directie van de gemeentelijke diensten, waarvan hij voor de goede werking en de coordinatie zorgt;
  2. de leiding en het dagelijkse beheer van het personeel;
  3. het voorzitterschap van het directiecomité;
  4. [het opstellen van de ontwerpen van personeelsformatie, van organigram, van opleidingsplannen en van arbeidsreglementen (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)];
  5. de voorbereiding en de uitvoering, onder meer in het directiecomité, van de beleidshoofdlijnen vervat in de [verklarende nota (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] bedoeld in artikel 242bis;
  6. de voorbereiding van de dossiers die aan de gemeenteraad en aan het college worden voorgelegd;
  7. de redactie van de notulen van de vergaderingen van de gemeenteraad en van het college, die hij bijwoont;
  8. de medeondertekening van alle officiële stukken uitgaande van het gemeentebestuur, onder meer van de briefwisseling;
  9. het verstrekken van juridische en administratieve adviezen aan de gemeenteraad en aan het college, onder meer in verband met de naleving van de wetten;
  10. het instellen en het opvolgen van het intern controlesysteem, zoals bedoeld in titel VIbis;
  11. [de opmaak van het jaarverslag bedoeld in artikel 7 van de ordonnantie van 12.01.2006 betreffende de transparantie van de bezoldigingen en voordelen van de Brusselse openbare mandatarissen of, ingeval van wijziging of opheffing van deze laatste ordonnantie, de opmaak van het verslag zoals bepaald door de wijzigings- of opheffingsnorm (Ord. 25.1.2018, B.S. 21.2.2018)].

§ 1/1 [Het College kan aan de secretaris de macht toevertrouwen om, via mobiliteit, de personeelsleden aan te stellen voor de meest aangewezen functies rekening houdend met hun competenties en hun bevoegdheid. Het college wordt in kennis gesteld van de beslissingen die door de secretaris in verband met deze delegatie worden genomen (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)]

§ 2 Ten minste na iedere goedkeuring van het driejarig plan bedoeld in artikel 242bis, sluit de gemeentesecretaris, mede namens het directiecomité, een afsprakennota met het college over de wijze waarop hij, het directiecomité, de gemeenteraad en het college zullen samenwerken om de beleidsdoelstellingen te realiseren, en over de omgangsvormen tussen het college en het bestuur. 

In deze afsprakennota wordt bepaald op welke wijze de secretaris de bevoegdheden uitoefent die hem werden gedelegeerd (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]. 

Art.27 - Het is de secretaris verboden handel te drijven, ook door een tussenpersoon. 

(opgeheven) (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020) 

C. Bezoldigingsregeling

Art.28 – [§ 1. De gemeenteraad bepaalt de salarisschaal van de secretaris binnen de hieronder vastgestelde minimum- en maximumgrenzen :

  1. gemeenten met minder dan 25.001 inwoners : . van 38.000 euro tot 58.000 euro;
  2. gemeenten van 25.001 tot 50.000 inwoners : .. van 41.000 euro tot 62.000 euro;
  3. gemeenten van 50.001 tot 80.000 inwoners : .. van 44.000 euro tot 66.000 euro;
  4. gemeenten van 80.001 tot 150.000 inwoners : . van 47.000 euro tot 70.000 euro;
  5. gemeenten van meer dan 150.000 inwoners : . van 50.000 euro tot 74.000 euro.

De bedragen van de salarisschalen van de secretaris worden gekoppeld aan de spilindex 138,01.

In geval van een in het Comité C van de plaatselijke besturen gesloten protocol dat voorziet in een verhoging van de salarissen van de ambtenaren van niveau A, kan de Regering de in § 1 genoemde bedragen aanpassen tot het bedrag van de in het protocol bepaalde verhoging. (Ord. 8.6.2023, B.S. 3.7.2023)].

[§ 2 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de beslissingen over de in par. 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. 

§ 3 Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in par. 2 vermelde bevoegdheden uit overeenkomstig de art. 267 tot en met 269 (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

[TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding  1/12/2024)


Art.28 - § 1. De gemeenteraad bepaalt de salarisschaal van de secretaris binnen de hieronder vastgestelde minimum- en maximumgrenzen : 

  1. gemeenten met minder dan 25.001 inwoners : van 38.000 euro tot 58.000 euro; 
  2. gemeenten van 25.001 tot 50.000 inwoners : van 41.000 euro tot 62.000 euro; 
  3. gemeenten van 50.001 tot 80.000 inwoners : van 44.000 euro tot 66.000 euro; 
  4. gemeenten van 80.001 tot 150.000 inwoners : van 47.000 euro tot 70.000 euro; 
  5. gemeenten van meer dan 150.000 inwoners : van 50.000 euro tot 74.000 euro. 

De bedragen van de salarisschalen van de secretaris worden gekoppeld aan de spilindex 138,01. 
In geval van een in het Comité C van de plaatselijke besturen gesloten protocol dat voorziet in een verhoging van de salarissen van de ambtenaren van niveau A, kan de Regering de in § 1 genoemde bedragen aanpassen tot het bedrag van de in het protocol bepaalde verhoging. (Ord. 8.6.2023, B.S., 3.7.2023)]

[§ 2 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de beslissingen over de in par. 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. 

§ 3 Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de provinciegouverneur de in par. 2 vermelde bevoegdheden uit overeenkomstig de art. 267 tot en met 269 (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

[Art.29 – Geen enkele salarisschaal is hoger dan die van de secretaris. Het personeelslid dat bij de datum van de inwerkingtreding van dit artikel een salarisschaal geniet die hoger is dan die van de secretaris, blijft er, ten uitdovenden titel, recht op hebben. Bij zijn vertrek worden de salarisschaal en de daarbij horende graad opgeheven. (Ord. 8.6.2023, B.S., 3.7.2023)]

Art.30 - [De secretaris heeft recht op tweejaarlijkse verhogingen die ingaan op de eerste van de maand die volgt op de verjaardag van de indiensttreding. De weddeverhogingen mogen niet gespreid worden over minder dan 15 jaar (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

TOEKOMSTIG RECHT  (inwerkingtreding 1/12/2024)

Art.30 - [De secretaris heeft recht op tweejaarlijkse verhogingen die ingaan op de eerste van de maand die volgt op de verjaardag van de indiensttreding. De weddeverhogingen mogen niet gespreid worden over minder dan [19 jaar (Ord. 8.6.2023, B.S. 3.7.2023)] (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

Art.31 - Bij de minimumwedde van de secretaris komt een verhoging wegens de anciënniteit die hij verkregen heeft in betrekkingen bij de Staat, de kolonie, de gemeenten, de provincies en andere openbare diensten door de Regering aangewezen. 

Die verhoging wordt berekend volgens door de [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)] [Regering . (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] te stellen regels. 

Art.32 - [(opgeheven) (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] 

Art.33 - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

Art.34 - De wedde van de secretaris dekt alle dienstverrichtingen waartoe hij normaal kan gehouden zijn [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)].

Art.35 - De wedde van de vastbenoemde secretaris [en van de bij mandaat aangestelde secretaris (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)] wordt per maand en vooruit betaald. Zij gaat in op de dag van de indiensttreding. Treedt een secretaris in de loop van een maand in dienst, dan ontvangt hij voor die maand zoveel dertigsten van de wedde als er nog dagen overblijven vanaf de dag der indiensttreding, deze dag inbegrepen. Wanneer zijn ambt een einde neemt, wordt de begonnen maand volledig betaald.

D. [Sanctie op het verbod handel te drijven (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)]

Art.36 - [(opgeheven) (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)]. 

Art.37 - [(opgeheven) (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)].

Art.38 - [De gemeenteraad legt een tuchtstraf op aan de secretaris die artikel 27 overtreedt (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)].

Art.39 - [(opgeheven) (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)].

Art.40 - [§ 1 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, wordt de straf, [als de gemeenteraad geen tuchtstraf oplegt aan de secretaris die artikel 27 overtreedt (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)], ambtshalve opgelegd door de provinciegouverneur, op eensluidend adviesvan de bestendige deputatie van de provincieraad, na twee opeenvolgende uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen. 

§ 2 Bij ontstentenis van een eensluidend advies van de bestendige deputatie kan de gouverneur beroep instellen bij de Koning, als het gaat om een gemeente van het Duitse taalgebied, en bij de Gewestexecutieve, als het gaat om een van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966. 

§ 3 De Koning, of de Gewestexecutieve, naargelang van het geval, neemt binnen twee maanden de beslissing over het beroep van de gouverneur; die termijn kan telkens bij een met reden omklede beslissing met een maand worden verlengd.

De beslissing over het beroep wordt met redenen omkleed (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

Art.41 - [Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren wordt de straf, [als de gemeenteraad geen tuchtstraf oplegt aan de secretaris die art. 27 overtreedt (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)], na twee opeenvolgende uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen, ambtshalve opgelegd door de provinciegouverneur, die zijn bevoegdheden uitoefent overeenkomstig de art. 267 tot en met 269 (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

E. De adjunct-secretaris

Art.42 - [De gemeenteraad kan de secretaris een ambtenaar toewijzen, deze krijgt de titel van adjunct-secretaris. 
De voorwaarden en procedures voor de aanwerving of bevordering van de adjunct-secretaris zijn identiek aan diegene voorzien voor de secretaris. (Ord. 8.6.2023, B.S., 3.7.2023)]

Art.43 - [De art. 25 en 38 tot en met 41 zijn toepasselijk op de adjunct-secretaris (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)]. 

Art.44 - [De adjunct-secretaris staat de secretaris ter zijde bij de uitoefening van zijn ambt. 

Hij vervult van ambtswege alle taken van de secretaris wanneer deze afwezig of verhinderd is (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]. 

[Hij voert zijn opdrachten uit onder het rechtstreekse gezag van de secretaris (Ord. 8.6.2023, B.S., 3.7.2023)] 

Art.45 - [(opgeheven) (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)] 

Art. 46 - [(opgeheven) (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)] 

Art. 47 - [§ 1 De wedde van de adjunct-secretaris wordt door de gemeenteraad vastgesteld. Die wedde moet lager blijven dan die welke voor de secretaris vastgesteld is. 

§ 2 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, worden de beslissingen over de in par. 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan dezelfde goedkeuringen als die met betrekking tot de secretaris (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989). 

Art.48 - [(opgeheven) (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)] 

Art.49 - [(opgeheven) (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]

F. [De waarnemende secretaris (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]

Art.50 - [Onverminderd de toepassing van de bepalingen van art. 44, stelt de gemeenteraad, bij verhindering van de secretaris of bij vacature van het ambt, een waarnemende secretaris aan (W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]. In spoedeisende gevallen wordt de aanstelling door het college van burgemeester en schepenen gedaan en door de raad in zijn eerstvolgende vergadering bekrachtigd. 

Art.51 - [De waarnemende secretaris geniet de weddeschaal van de functiehouder die prorata temporis wordt toegepast (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] . 

Onderafdeling 3 De ontvanger 

A. Algemene bepalingen

Art.52 - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

B. Benoeming

Art.53 - § 1 [De [gemeenteontvanger (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] wordt door de gemeenteraad benoemd, met inachtneming van de voorwaarden bepaald overeenkomstig art. 145 [of aangesteld in een mandaat overeenkomstig art. 69 (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]. 

De benoeming geschiedt binnen zes maanden na het openvallen van de betrekking. 

[§ 1/1 De gemeenteraad kan een gemeenteontvanger buiten kader benoemen zes maanden vóór de verwachte datum van de vacature. De gemeenteontvanger die buiten kader wordt benoemd, bekleedt de functie van ontvanger de dag van de beëindiging van de functie van de aftredende ontvanger. Intussen staat hij deze bij in diens taken (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)]. 

§ 2 Vooraleer in functie te treden, legt de [gemeenteontvanger (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] de eed, bedoeld in art. 80, af, tijdens een openbare vergadering van de gemeenteraad, in handen van de voorzitter. 

Daarvan wordt proces-verbaal opgemaakt. 

De ontvanger die zonder wettige reden de eed niet aflegt, na daartoe bij een ter post aangetekend schrijven uitgenodigd te zijn voor de eerstvolgende vergadering van de gemeenteraad, wordt geacht te verzaken aan zijn benoeming. 

§ 3 De [gemeenteontvanger (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] staat onder het gezag van het college van burgemeester en schepenen.

§ 4 [In geval van gewettigde afwezigheid kan de gemeenteontvanger, onder zijn eigen verantwoordelijkheid, binnen drie dagen voorzien in zijn vervanging en te dien einde, voor een periode van maximum dertig dagen, een door het college van burgemeester en schepenen erkende plaatsvervanger aanstellen. Die maatregel kan voor een zelfde afwezigheid driemaal worden verlengd. In alle andere gevallen kan de gemeenteraad een waarnemende

gemeenteontvanger aanstellen. Hij is daartoe verplicht wanneer de afwezigheid een termijn van vier

maanden overschrijdt. De waarnemende gemeenteontvanger moet voldoen aan de voorwaarden vereist voor het uitoefenen van het ambt van gemeenteontvanger. De bepalingen van § 2 zijn mede op hem van toepassing. De waarnemende gemeenteontvanger oefent alle bevoegdheden uit van de gemeenteontvanger.

Bij zijn ambtsaanvaarding en zijn ambtsneerlegging wordt een eindrekening opgemaakt en worden de kas en de boeken overgedragen, onder toezicht van het college van burgemeester en schepenen.

De waarnemende gemeenteontvanger geniet de weddeschaal van de functiehouder. . (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)]

(W. 17.10.1990, B.S. 14.12.1990)]

Art.54 - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

Art.54 bis - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

[C. (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)]

[Art.55 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

[Art.56 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)]

[Art.57 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)]

[Art.58 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)]

[Art.59 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)]

[Art.60 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

[Art.61 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

[Art.62 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

[Art.63 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

[Art.64 - (opgeheven) (Ord. 14.4.2016, B.S. 25.4.2016)] 

D. Bezoldigingsregeling

Art.65 - [§ 1 [De gemeenteraad stelt de weddeschaal van de ontvanger vast. Die weddeschaal bedraagt 97,5 % van de voor de gemeentesecretaris van dezelfde gemeente geldende schaal. De bedragen in deze weddeschaal worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 
[(opgeheven) (W. 15.12.1993, B.S. 11.1.1994)].
De bepalingen van de art. 30 tot 35 zijn mutatis mutandis van toepassing op de gemeenteontvangers (W. 18.3.1991, B.S. 19.4.1991)].

[§ 2 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied, de gemeenten genoemd in art. 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, en de gemeente Komen-Waasten en Voeren, worden de beslissingen over de in par. 1 bedoelde aangelegenheid onderworpen aan de goedkeuring van de provinciegouverneur. 

§ 3 Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren oefent de gouverneur de in par. 2 bedoelde bevoegdheden uit, overeenkomstig de art. 267 tot en met 269 (K.B. 30.5.1989, B.S. 31.5.1989)]. 

Art.66 - (opgeheven) (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020) 

Art.67 - [(opgeheven) (Ord. 17.7.2003, B.S. 7.10.2003)]. 

E. Verbodsbepalingen (W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)]

Art.68 - [§ 1 Het is de [gemeenteontvanger (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] verboden handel te drijven, ook door een tussenpersoon. De gemeenteraad legt een tuchtstraf op aan de [gemeenteontvanger (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] die het in het eerste lid bedoelde verbod overtreedt.

§ 2 Voor de gemeenten van het Duitse taalgebied en de gemeenten genoemd in art. 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18.07.1966, is art. 40 van toepassing op de plaatselijke ontvanger.

§ 3 Voor de gemeenten Komen-Waasten en Voeren, is art. 41 van toepassing op de plaatselijke ontvanger(W. 24.5.1991, B.S. 6.6.1991)]. 

[Onderafdeling 4 De regeling van de mandaten (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)] 

[Art.69 - § 1 De gemeenteraad kan het ambt van secretaris en van ontvanger toewijzen bij mandaat of bij vaste benoeming. 

In beide gevallen legt hij de voorwaarden en de procedure voor de aanwerving vast. Indien het ambt begeven wordt bij mandaat, legt de gemeenteraad ook de algemene doelstellingen vast die tijdens het mandaat moeten worden bereikt. 

§ 2 Om bij mandaat begeven te worden, moet het ambt van secretaris of ontvanger vooraf vacant worden verklaard. 

De duur van het mandaat is vastgesteld op acht jaar en is verlengbaar. 

De gemeenteraad verlengt het mandaat wanneer de mandaathouder op de twee laatste evaluaties van zijn mandaat minstens de vermelding 'gunstig' heeft verkregen. 

[Als de gemeenteraad de mandaathouder definitief wil benoemen, zal de benoeming uitwerking hebben de dag van de indiensttreding van de secretaris of de ontvanger als mandaathouder. (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] 

§ 3 De secretaris en de ontvanger worden onderworpen aan een evaluatie volgens de procedure waarin voorzien bij artikel 70. 

In afwijking van artikel 70, par. 3, vindt de laatste evaluatie voor de mandaathouders plaats zes maanden voor de beëindiging van het mandaat (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)]. 

[Onderafdeling 5 De evaluatie  (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[Art.70 - § 1 De secretaris en de ontvanger worden geëvalueerd door een evaluatiecomité, aangesteld door het college van burgemeester en schepenen. Het comité is samengesteld uit drie leden van het college van burgemeester en schepenen, [alsook, naar gelang het geval, een secretaris of een ontvanger van een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)]. 

Het college van burgemeester en schepenen kan externe deskundigen aanstellen die zonder stemrecht deelnemen aan de evaluatieprocedure. 

De secretaris en de ontvanger mogen zich laten bijstaan door een persoon van hun keuze tijdens het verloop van de evaluatieprocedure. 

§ 2 Indien de evaluatievermelding toegekend door het evaluatiecomité door de secretaris of de ontvanger niet wordt aanvaard, wordt de evaluatie overgedragen aan een beroepscommissie, bestaande uit drie leden van het college van burgemeester en schepenen die geen deel uitmaakten van het evaluatiecomité, drie leden van de gemeenteraad die geen lid zijn van het college van burgemeester en schepenen, waarvan ten minste één lid niet behoort tot de meerderheid in de raad, [naar gelang het geval, een secretaris of een ontvanger van een gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die geen lid zijn van de evaluatiecommissie (Ord. 17.07.2020, B.S. 30.07.2020)] en een externe evaluator, die voldoet aan de garantievoorwaarden vastgesteld door de Regering. 

De externe evaluator dient te verschillen van de deskundige bedoeld in artikel 70, par. 1, tweede lid. Hij zetelt met stemrecht. 

§ 3 De evaluatie heeft om de drie jaar plaats. 

§ 4 De evaluatie geeft een oordeel over de wijze van functioneren van de secretaris en de ontvanger aan de hand van de functiebeschrijving en de evaluatiecriteria vastgesteld overeenkomstig het derde en vierde lid. 

De periode van drie jaar tussen twee evaluaties wordt de evaluatieperiode genoemd. 

De functiebeschrijving bedoeld in artikel 123, 15°, alsmede de door de secretaris of de ontvanger te behalen operationele doelstellingen, worden door het college van burgemeester en schepenen vastgesteld in een doelstellingennota, opgesteld na een functiegesprek. Deze doelstellingennota bevat een gedetailleerde weergave van de criteria op basis waarvan de functiehouder geëvalueerd wordt. 

De doelstellingennota kan binnen elke evaluatieperiode gewijzigd worden op voorstel van het evaluatiecomité of de functiehouder na onderling overleg. 

§ 5 Minstens een jaar voor het einde van de evaluatieperiode, stelt het evaluatiecomité, na een functioneringsgesprek met de functiehouder, een rapport op over de wijze waarop de functiehouder zijn opdracht vervult, rekening houdend met de doelstellingennota. 

De functiehouder kan op elk moment om een functioneringsgesprek verzoeken. 

§ 6 Op het einde van elke evaluatieperiode, nodigt het evaluatiecomité de functiehouder uit voor een evaluatiegesprek. 

Na dit gesprek, stelt het evaluatiecomité, of in voorkomend geval de beroepscommissie, een evaluatieverslag op, waarbij een van de volgende vermeldingen wordt toegekend : 'zeer gunstig', 'gunstig', 'onder voorbehoud', 'onvoldoende'. 

§ 7 De vermelding 'zeer gunstig' kan worden toegekend wanneer de prestaties van de functiehouder de inhoud van de doelstellingennota ver overschrijden. 

Twee opeenvolgende vermeldingen 'zeer gunstig' geven de functiehouder recht op een toelage waarvan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld worden door de Regering. 

§ 8 De toekenning van de vermelding 'onvoldoende' voor de eerste keer of 'onder voorbehoud', leidt tot het sluiten van een vooruitgangsakkoord. Dit akkoord vermeldt de te behalen doelstellingen. Het vormt de basis voor een bijkomende evaluatie na een jaar. Deze evaluatie dient de vermelding 'gunstig' of 'onvoldoende' op te leveren. Is de evaluatie 'onvoldoende', dan verliest de functiehouder het recht op de tweejaarlijkse loonsverhoging bedoeld in artikel 30 en dit tot aan de volgende gunstige evaluatie. 

§ 9 Na twee opeenvolgende vermeldingen 'onvoldoende', beslist de gemeenteraad tot de verklaring van beroepsongeschiktheid. 

De verklaring van beroepsongeschiktheid heeft de beëindiging, door de gemeenteraad, van het mandaat tot gevolg, zonder de mogelijkheid voor de mandaathouder om deel te nemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het betrokken mandaat. 

Voor de benoemde functiehouder, heeft de vaststelling van beroepsongeschiktheid het ontslag door de gemeenteraad of de terugplaatsing in een lagere graad tot gevolg. 

De secretaris of de ontvanger die ontslagen wordt of wiens mandaat beëindigd wordt als gevolg van een verklaring van beroepsongeschiktheid, krijgt dezelfde bescherming in geval van ontslag als een contractueel personeelslid met dezelfde anciënniteit. 

§ 10 In afwijking van par. 8, heeft de vermelding 'onder voorbehoud' of 'onvoldoende' op de laatste evaluatie van het mandaat, zoals bepaald in artikel 69, par. 3, de beëindiging, door de gemeenteraad, van het mandaat tot gevolg. Is de laatste vermelding 'onvoldoende', dan kan de mandaathouder niet deelnemen aan de nieuwe aanstellingsprocedure voor het betrokken mandaat (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)]. 

[Afdeling 7bis De humanresourcesmanager (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[A. Benoeming (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[Art.70bis - Er is in iedere gemeente een [directeur human resources(Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.214)].

Hij wordt door de gemeenteraad benoemd, met inachtneming van de voorwaarden bepaald overeenkomstig art. 145, binnen zes maanden na de vacantverklaring van de betrekking. (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[B. De plichten (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[Art.70ter - § 1 [De directeur human resources is, onder het rechtstreekse hiërarchische gezag van de gemeentesecretaris, belast met het uitvoeren van het gemeentelijke beleid betreffende:

  • het personeelsmanagement;
  • de organisatie van de wervings- en de bevorderingsprocedures van het personeel alsmede van de examens;
  • het uitdenken en uitvoeren van omschrijvingen voor typefuncties en de coördinatie van het vaststellen van definities voor geïndividualiseerde functies;
  • het previsioneel beheer van het personeelsbestand en van de vaardigheden binnen de gemeente alsmede de uitwerking van een opleidingsbeleid voor het personeel;
  • de uitwerking van een ontwerp van reglement voor de evaluatie van het personeel, alsook het goed beheer van het evaluatieproces van ieder betrokken personeelslid;
  • het beheer van de interne mobiliteit binnen de gemeente;
  • het opstellen van jaarverslag ten behoeve van de gemeenteraad betreffende het humanresourcesmanagement in de gemeente. (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)]

§ 2 De [directeur human resources (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)] kan door de gemeenteraad gehoord worden over elke vraag in verband met het beheer van het gemeentepersoneel (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]. 

[Afdeling 7ter. - Het directiecomité (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)]

[Art.70quater. - Het directiecomité is samengesteld uit de gemeentesecretaris, de adjunct-gemeente¬secretaris, de gemeenteontvanger, de [directeur human resources (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)] en elke persoon die, onder het rechtstreekse hiërarchisch gezag van de gemeentesecretaris, verantwoordelijk is voor het beheer van een gemeentelijke dienst, met dien verstande dat elke dienst slechts eenmaal wordt vertegenwoordigd in het directiecomité (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)].

[Art.70 quinquies. - Het directiecomité vergadert ten minste eenmaal per maand, op uitnodiging en onder het voorzitterschap van de gemeentesecretaris die er de agenda van vaststelt. Van elke vergadering van het directiecomité wordt een verslag opgemaakt.

Het directiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement vast (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)].

[Art.70 sexies. - Na elke vergadering van het directiecomité deelt de gemeentesecretaris de agenda en het verslag ervan mee aan het college (Ord. 5.3.2009, B.S. 13.3.2009)].

[Art.70 septies. - Het directiecomité is belast met :

  1. het bijstaan van de secretaris in zijn opdracht om de werkzaamheden van de verschillende gemeentediensten onderling te coôrdineren;
  2. het zorgen voor de transversale uitvoering van de beslissingen van de gemeenteraad en van het college door de betrokken gemeentediensten;
  3. het geven van advies over de ontwerpen van personeelsformatie en organigram opgesteld door de secretaris overeenkomstig artikel 26bis, par. 1, 4° (Ord. 27.2.2014, B.S. 2.4.2014)].