Op 21 mei hebben Brulocalis en Leefmilieu Brussel een workshop georganiseerd waarop de belangrijkste conclusies van het Carbone-project werden besproken. Carbone is een actieonderzoeksproject naar technieken voor het (her)circuleren van plantenafval van de Brusselse partneradministraties.

De workshop vond plaats in Ukkel en werd bijgewoond door een twintigtal gemeenteambtenaren uit Vorst, Ganshoren, Sint-Joost, Elsene, Schaarbeek, Sint-Pieters-Woluwe, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Gillis en de Stad Brussel.

Het Carbone-project is een actieonderzoeksproject (Innoviris/ Experimental Platforms) gecoördineerd door LoUIsE Lab (ULB/La Cambre Horta), dat experimenteert met (re-)circularisatietechnieken voor alle plantenafval (bladeren, grasmaaisel, takken, groot hout) die geproduceerd worden door de Brusselse partneradministraties: Ukkel, Sint-Gillis, Sint-Pieters-Woluwe, Anderlecht en Brussel Mobiliteit. Het doel van het project was om deze openbare besturen opnieuw verantwoordelijk te maken voor de inzameling en verwerking van hun plantenafval. De bedoeling is een meer ecologische praktijk door middel van praktische experimenten en veranderingen in de dagelijkse praktijk.

De workshop werd geleid door Baptiste Debue en Sylvain Regout, respectievelijk coördinatoren van het Carbone-project voor de gemeente Ukkel en de gemeente Sint-Pieters-Woluwe. Onder de vele alternatieve oplossingen waar lokale besturen voor kunnen kiezen om plantenafval te recyclen (waaronder mulchen van de grond, laattijdig maaien, mulching van dode bladeren, mesocompostering en meubilair), werd bijzondere aandacht besteed aan mesocomposteringsmethoden, compostering binnen het bedrijf en compostering ter plaatse. Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe stonden stil bij de uitdagingen van deze oplossingen, de verschillende kosten, werktijden, voor- en nadelen en gaven waardevolle praktische tips.

Hierbij dient vermeld dat grasmaaisel en dode bladeren volgens de aanwezige overheden het moeilijkst te recycleren zijn. Van de al bestaande oplossingen door Brusselse lokale overheden geven de meeste de voorkeur aan laattijdig maaien, mulchen van dode bladeren en versnipperen. Tijdens de workshop werden een aantal conclusies getrokken: ten eerste stappen we met de verschillende circulaire praktijken voor planten over van het concept “groenafval” naar dat van een echte hulpbron voor de bodem en de biodiversiteit. Dankzij deze hulpbronnen kan men gaan besparen. Men moet niet meer gaan wegvoeren en ook moet men bepaalde aankopen niet meer doen. Ukkel heeft bijvoorbeeld de hoeveelheid weggevoerd gras met 83% verminderd door meer te gaan mulchen.

Een ander duidelijk voordeel is de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen doordat er minder transport aan te pas komt. Sint-Gillis en Ukkel zijn bijvoorbeeld overgestapt van industriële compostering op 25 km afstand (Braine-L'Alleud) naar lokale mesocompostering, waarbij de afstanden beperkt blijven tot het gemeentelijke grondgebied. Een deel van het groenafval van SPW werd vroeger 55 km verderop vervoerd (Ronse) en wordt nu in situ of met hybride compostering verwerkt.

De oplossingen voor de verwerking van groenafval zijn divers, afhankelijk van budgetten, schalen en specifieke plaatselijke omstandigheden. De casestudy van het Carbone-project toont ook aan dat het mogelijk is om heel wat vormen van samenwerking tussen gemeenten tot stand te brengen. Denk maar aan een overeenkomst voor het delen van bepaalde tools of het uitlenen van grond.