In februari jl. heeft Brulocalis samengezeten met de 19 gemeenten om de balans op te maken van de voortgang van de hervorming van de kinderopvang in de Franse gemeenschap (de zgn. réforme MILAC). Bedoeling was om goede praktijken op het vlak van kinderopvang uit te wisselen en om de huidige uitdagingen voor de sector te bespreken. De deelnemers hebben hierbij meerdere aandachtspunten naar voren gebracht.

Brulocalis heeft deze punten onder de aandacht gebracht van de betrokken ministers: Bénédicte LINARD, minister van het Jonge Kind in de Franse gemeenschapsregering, en Pascal Smet, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, belast met Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp.

De brief, die op 29 april aan de minister van het Jonge Kind en Kinderopvang werd gestuurd, ging vooral over drie punten.
 

1. De invoering van het jaarlijkse quotum van maximaal 40 verlofdagen of gerechtvaardigde afwezigheidsdagen per kind


Het besluit van 2 mei 2019 , bekend als het “arrêté réforme” of “het hervormingsbesluit”, dat is aangenomen in het kader van de hervorming van het Jonge Kind, voorzag in de invoering van een jaarlijks quotum van maximaal 40 verlofdagen of gerechtvaardigde afwezigheidsdagen per kind bij een voltijdse kinderopvang en een pro rata bij deeltijdse opvang. Concreet moet de financiële bijdrage van de ouders worden berekend op basis van de in het opvangplan vastgestelde aanwezigheidsdagen, “sauf absences justifiées à concurrence de 40 jours maximum par an pour un accueil temps plein (et au prorata pour en cas d’accueil à temps partiel)” , met uitzondering van gerechtvaardigde afwezigheden tot een maximum van 40 dagen per jaar voor voltijdse kinderopvang (en pro rata voor deeltijdse kinderopvang). Bijgevolg moet elke afwezigheid boven het jaarlijkse contingent, “qu’elle soit prévue ou imprévue, justifiée ou non justifiée” , ongeacht of deze gepland of onvoorzien of al dan niet gerechtvaardigd is, gefactureerd worden, tenzij het gaat om een afwezigheid van meer dan één dag waarvoor een medisch attest is afgegeven.

Het Franstalige agentschap voor het jonge kind ONE (het Office de la Naissance et de l’Enfance) heeft gespecificeerd dat de limiet van 40 dagen gekoppeld is aan de wijziging van de inschrijvingsregels en dat deze wijzigingen gepland waren voor 2023-2024.

Dit zou echter enerzijds een duidelijk kader bieden en er anderzijds voor zorgen dat opvangplaatsen niet geblokkeerd worden.

In het schrijven van 29 april 2022 vraagt Brulocalis dan ook dat ONE deze maatregel snel uitvoert, vooral gezien de financieringsmoeilijkheden waarmee de Brusselse gemeenten in 2022 te kampen zullen krijgen.
 

2. Voorzien in de mogelijkheid voor een kinderopvangplaats om af te wijken van de strikte naleving van de chronologische volgorde om een gebrek aan plaatsen op te vangen


Het besluit van 2 mei 2019 bepaalt ook dat “de inrichtende macht beslist, in chronologische volgorde, maandelijks en gelijktijdig over alle aanvragen voor opvang die door de ouder(s) in de voorgaande maand zijn bevestigd” , behalve in uitzonderlijke gevallen.

Gezien er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een tekort is aan opvangplaatsen, zou het wenselijk zijn te voorzien in de mogelijkheid voor een kinderopvangplaats om af te wijken van de strikte naleving van de chronologische volgorde van inschrijving wanneer een quotum van 10% niet-cumulatieve deeltijdse opvang is bereikt.

Boven de 10% niet-cumulatieve deeltijdsen zou een onthaalouder dus:
- ofwel voor een voltijdse kunnen kiezen in chronologische volgorde;
- ofwel voor twee deeltijdsen die samen één voltijdse maken.

In de praktijk blijkt dat veel plaatsen geblokkeerd zijn door deeltijdsen. Momenteel is het, tenzij wij ons vergissen, niet toegestaan deze te combineren met andere deeltijdsen die samen een voltijdse vormen.

Daarom verzoekt Brulocalis in het schrijven van 29 april 2022 dat deze mogelijkheid door de regering en ONE wordt bekeken en toegepast.

Voorts zou het zinvol zijn te zorgen voor uitwisseling van goede praktijken met de gemeenten teneinde voldoende opvangplaatsen te kunnen garanderen en de wachtlijsten te beperken.

Het schrijven naar Pascal Smet van 29 april ging over de nood aan één wettelijk interventiekader voor de DBDMH voor de opstart van kinderopvang.
 

3. Nood aan één wettelijk interventiekader voor de DBDMH om makkelijker met particuliere kinderopvang te kunnen starten


Om alle kinderen opvang te kunnen geven, is het van essentieel belang dat naast de openbare kinderopvang ook particulieren met kinderopvang kunnen starten.
In de praktijk staan echter twee elementen de opstart van een privaat kinderdagverblijf in de weg: aan de ene kant de zeer hoge huurprijzen en aan de andere kant wanneer de DBDMH ingeschakeld wordt en die zijn verslag moet afleveren.
Wanneer men met kinderopvang wil starten, moet men van de DBDMH immers eerst een verslag bekomen zonder opmerkingen.
Dit tweede element doet ons drie zaken vaststellen:
- Ten eerste, tenzij we ons vergissen, bestaat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geen wettelijk kader voor de tussenkomst van de DBDMH bij de opstart van een kinderdagverblijf.

Er wordt bijgevolg verwezen naar een Vlaams decreet en dat wordt door de leden van de DBDMH uiteenlopend geïnterpreteerd. Het blijkt dat de opgelegde normen in de praktijk sterk kunnen verschillen naar gelang van de ambtenaar.
- Ten tweede vormt de lange wachttijd wanneer de DBDMH ingeschakeld wordt, een probleem.

In de praktijk verstrijkt er zeer veel tijd tussen het moment waarop de DBDMH wordt ingeschakeld en het moment waarop de ambtenaren daadwerkelijk komen, en tussen hun bezoek en het moment waarop ze hun verslag afleveren (sommige gemeenten moeten tot 4 maanden wachten op het verslag van de DBDMH).

In gemeenten met een zeer lage dekking en een lange wachtlijst is deze wachttijd erg lang.

- Tenslotte moeten deze opvangplaatsen serieuze financiële inspanningen doen om te kunnen voldoen aan de voorwaarden om van de DBDMH een positief verslag te kunnen krijgen.

Veel particuliere kinderdagverblijven moeten eerst ingrijpende werken uitvoeren alvorens ze van de DBDMH groen licht krijgen en open mogen gaan. Zonder te willen spelen met de veiligheid van de kinderen, blijkt dat deze verplichtingen de opstart van particuliere kinderopvang in de praktijk sterk in de weg staan. In de meeste gevallen gaat het immers om huurders. Het wordt nog moeilijker wanneer de onthaalouders in een gebouw moeten investeren waarvoor eerst de bestemming moet gewijzigd worden (via een regularisatieprocedure voor een bestemmingswijziging). De eisen die aan deze voorzieningen worden gesteld zijn hoog en de ramingen liggen vaak tussen de 20.000 en 25.000 euro.

In het schrijven van 29 april 2022 vraagt Brulocalis dan ook dat er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest één enkel wettelijk kader komt voor de tussenkomst van de DBDMH, en ook dat er een specifieke procedure komt voor de onthaalouders die moeten investeren in een gebouw dat niet van hen is, in het bijzonder wanneer de bestemming moet gewijzigd worden.

 

Update 31/5/2022: antwoord van de minister


Op 19 mei al kreeg Brulocalis een eerste reactie van de regering in een brief van minister-president Rudi Vervoort.
Hij heeft kennis genomen van de verschillende aangesneden elementen en heeft ons verteld dat onze brief van 29 april is doorgegeven aan de dienst Scholen van perspective.brussels. Een van diens nieuwe opdrachten op het gebied van de kinderopvang bestaat er juist in “De regelgeving van de Gemeenschappen op te volgen en in het bijzonder na te gaan welke impact de uitvoering van de hervorming van de opvangstructuren teweegbrengt en wat de gevolgen daarvan zijn voor het opvangaanbod in Brussel”.
 

Update 27/6: perpective.brussels stelt gesprek met DBDMH voor


Op 8 juni heeft perspective.brussels de directeur-generaal van de DBDMH aangeschreven over de aandachtspunten die Brulocalis heeft opgeworpen. De dienst Scholen van perspective.brussels wil graag een gesprek over het wettelijk kader voor de toekenning van de adviezen van de DBDMH voor het openen van kinderopvangvoorzieningen.