Op 29 april 2021 heeft de Raad van State een arrest uitgesproken betreffende het toeristische logies en heeft meer bepaald meer duiding verschaft bij de begrippen “hotelinrichting” (établissement hôtelier) en “logies” (logement).

1. Context


De tegenpartij vroeg in deze om enerzijds de verklarende omzendbrief van 10 mei 2016 betreffende de opdrachten van de gemeente en de burgemeester in het kader van de uitvoering van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies en anderzijds de aanvulling op de omzendbrief van 8 juni 2016 nietig te verklaren. 

Het arrest zegt niet alleen dat die twee omzendbrieven wettig zijn, het arrest bevestigt ook de interpretatie volgens dewelke het belangrijkste criterium voor het reizigersonthaal rechtstreeks uit het GBP komt. Het is dat criterium dat toegepast moet worden wanneer bekeken wordt of een toeristisch logies al dan niet conform de stedenbouwkundige voorschriften is.

2. Onderscheid tussen “logies” (logement) en “hotelinrichting” (établissement hôtelier)

  1. Gecoördineerde versie van het GBP


    De Raad van State is van oordeel dat de criteria om een “hotelinrichting” van een “logies” te onderscheiden die in de aangevochten omzendbrieven staan, niet anders zijn dan de definitie van het GBP. De Raad van State verwijst in dit verband naar de gecoördineerde versie van het GBP.

    De Raad van State verduidelijkt: “Il ressort des définitions que l'élément décisif de la distinction entre un établissement hôtelier et un logement est que, dans le premier cas, il s'agit
    d'accueillir des personnes avec la possibilité de leur offrir des services sans que cela
    ne soit toutefois un critère obligatoire et que, dans le second cas, il s'agit de
    permettre aux personnes d'habiter ou de résider”
    (vrij vertaald: uit de definities blijkt dat het doorslaggevend element om de twee van elkaar te onderscheiden ligt in het feit dat een hotelinrichting mensen onthaalt en de mogelijkheid heeft hen diensten aan te bieden, maar dat dit evenwel geen verplichte voorwaarde is, en dat bij een logies mensen mogelijks een goed bewonen of er verblijven. Bij een hotelinrichting is dit uitgesloten).
    (Arrest van de Raad van State, p. 12)

    De Raad van State voegt daaraan toe: “Entre le fait d'accueillir des personnes dans un
    établissement d'hébergement pouvant éventuellement leur offrir des services et celui de leur
    permettre d'habiter ou de résider dans des biens, il n'est pas déraisonnable de considérer que, dans
    une situation, il s'agit d'héberger temporairement et que, dans l'autre, il s'agit d'occuper un bien de
    façon durable, de s'y établir avec une certaine permanence. C'est cette nuance qui ressort des textes
    précités et qui est expliquée par le premier acte attaqué afin d'aider au mieux les communes” (
    vrij vertaald: tussen het onthalen van mensen in een inrichting en hen eventueel diensten aanbieden en hen toestaan om een goed te bewonen of er te verblijven, mag men redelijkerwijs aannemen dat het in de ene situatie om een tijdelijke opvang gaat en in de andere om een duurzamere bezetting van het goed, om een zeker permanent verblijf. Dat is de nuance die uit de voormelde teksten naar voren komt en die in de eerste aangevochten tekst geduid wordt teneinde de gemeenten zo goed mogelijk te helpen)
    (Arrest van de Raad van State, p. 12).

  2. Het begrip “diensten” 

  3. Met betrekking tot het begrip “diensten” in de definitie van het GBP, is de Raad van State
    van mening dat “het hier niet om een verplichte voorwaarde gaat om als hotelinrichting bestempeld te worden” (“il ne s'agit cependant pas d'un critère obligatoire pour qu'un établissement [hôtelier]
    soit qualifié comme tel”
    ). Hij is derhalve van mening dat het feit dat de omzendbrieven niet verwijzen naar dit begrip “dit niet wil zeggen dat de omzendbrieven het als voorwaarde verwerpen, maar die eerder als bijkomstig en derhalve als facultatief beschouwen” (“ne signifie pas qu'ils écartent ce critère mais qu'ils le considèrent comme secondaire dès lors qu'il est facultatif”).
    (Arrest van de Raad van State, p. 13)

 

3. Aanvulling op de omzendbrief van 10 mei 2016


Over de tweede omzendbrief meer in het bijzonder, merkt de Raad van State op dat die “se limite ainsi à mettre en évidence "un faisceau d'indices convergents" pour faciliter l'approche
des communes lorsqu'elles doivent trancher la question de savoir si le bien est affecté à titre principal
à du logement ou si, au contraire, c'est l'activité hôtelière qui a pris le pas sur le logement”
(vrij vertaald: zich beperkt tot het benadrukken van "een reeks aanwijzingen" om de gemeenten te helpen bij hun beoordeling of een goed in de eerste plaats gebruikt wordt als logies dan wel, integendeel, de hotelactiviteit de bovenhand heeft). (Arrest van de Raad van State, p. 13).

4. Verklarend karakter van de omzendbrieven


De Raad van State concludeert met de overweging dat de twee omzendbrieven “slechts een
verklarend karakter” (une nature purement explicative) hebben, zodanig zelfs dat zij niet over het nodige regelgevend karakter beschikken om bij de Raad van State aangevochten te kunnen worden. Hij verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en veroordeelt de eisende partij tot het betalen van de proceskosten. (Arrest van de Raad van State, p. 13).


 

Bijlagen