Historiek, samenstelling en evolutie van 2001 tot 2009

Basisdotatie


De wet van 7 december 1998 bepaalt dat een deel van de begroting van een lokale politiezone ten laste van de federale Staat valt. De federale basisdotatie vertrekt van een vast bedrag per voltijds equivalent en werd vastgelegd op 16.610,43 euro.

Op dit bedrag (= “Norm”) werden een aantal controles en corrigerende berekeningen toegepast. Eerst werd er nagegaan of het totaal bedrag per zone volstond om de theoretische (bijkomende) kostprijs te dragen. Daartoe werd er een vergelijking gemaakt tussen de zogenaamde "start" (= de theoretische kost) en de "norm" (= het totaal bedrag overeenkomstig het aantal VTE). Die vergelijking leverde uiteindelijk zes verschillende vertreksituaties op.

Vervolgens werd per zone de financiële draagkracht onderzocht en werd nagegaan of de lokale overheden die samen de zone vormen, in het verleden een voldoende grote “eigen inspanning” hadden gedaan.
  • De solidariteit wordt gefinancierd door een vermindering van de dotatie aan de zones uit de situaties 1 en 3 en door de federale Staat die het verschil bijpast. Conform de akkoorden met de Verenigingen voor Steden en Gemeenten dient de interzonale solidariteit afgebouwd te worden over een periode van 12 jaar.
  • De communautaire geldstroom in deze is dan ook voornamelijk een geldstroom vanuit Brussel (en in mindere mate Vlaanderen) naar Wallonië.
In de basisdotatie werd tevens een bedrag opgenomen ter dekking van de toelage “Brussels Hoofdstedelijk Gewest”. Die toelage kon ten vroegste vanaf het jaar 2003 toegekend worden.

De volgende jaren werd de toelage opgetrokken, conform het in het RPPol voorziene groeipad, en bereikte het maximum vanaf het jaar 2008.

Dit bedrag wordt ook ieder jaar geïndexeerd met de specifieke loonindexeringscoëfficiënt die vastgelegd is in de federale begrotingsinstructies.

Correcties aan de basisdotatie


Er zijn nog andere elementen die samen met de basisdotatie het geheel van de federale financiering van de lokale politie bepalen.

Het betreft in het bijzonder:
  1. de aanvullende indexatie
  2. de aanvaardbare meerkost
  3. de toelage voor uitrusting handhaving openbare orde
  4. het preventieluik van de (politionele) veiligheids- en samenlevingscontracten
  5. de sociale dotaties (1 en 2)
  6. de specifieke hulp

Het Brusselse gedeelte van de onderhandelingen


De onderhandelingen verliepen tussen de Eerste Minister en de Minister van Binnenlandse Zaken, samen met de Minister van Sociale Zaken en het lokale niveau, dat bestond uit telkens twee burgemeesters, de voorzitters en technici van de verschillende Verenigingen van Steden en Gemeenten. Voor de Brusselse Vereniging was het de Conferentie van Burgemeesters die twee burgemeesters had aangeduid: de heer Moureaux, burgervader van Molenbeek, en de heer Desir van Sint-Lambrechts-Woluwe, om de onderhandelingen te voeren.

De auteur


Chris Vanderlinden is hoofdcommissaris bij de federale politie