Zonder stedenbouwkundige vergunning wordt er een aanbouw geplaatst bij een bestaand gebouw. Een persoon van de dienst stedenbouw geeft het bevel de werken te onderbreken, maar er wordt toch voortgewerkt. De eigenaar gaat niet in op de oproeping van de gemeente. Er wordt beslist het gebouw te verzegelen om een einde te stellen aan de overtreding. Na een aanvraag voor een regularisatievergunning te hebben ingediend, dagvaardt de eigenaar de gemeente in kort geding om te vragen de verzegeling te verbreken. Welke houding zal de Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg aannemen? Zal hij de eis van de eigenaar afwijzen of zal hij de gemeente veroordelen voor feitelijkheden?

I. Wat de wet zegt


Volgens de ordonnantie houdende organisatie van de planning en de stedenbouw (OPS) geldt als misdrijf: zonder stedenbouwkundige vergunning bepaalde handelingen en werken uitvoeren of handelingen voortzetten en werken in stand houden die zonder vergunning werden uitgevoerd (artikel 182). Een eigenaar mag bij voorbeeld het volume van zijn onroerend goed niet uitbreiden zonder daar een stedenbouwkundige vergunning voor te hebben verkregen. Hij mag ook geen bijgebouw gebruiken dat door een vorige eigenaar zonder vergunning gebouwd is.

De door de Regering aangewezen ambtenaren en beambten van de gemeenten zijn bevoegd om misdrijven op te sporen en bij proces-verbaal vast te stellen [1]. Zij hebben toegang tot de bouwplaats en de gebouwen om alle nodige opsporingen en vaststellingen te verrichten. Een huiszoeking mag enkel worden uitgevoerd indien er aanwijzingen voor het bestaan van een misdrijf zijn en op voorwaarde dat de politierechter hen daartoe heeft gemachtigd [2] (artikel 183).

De ambtenaren en beambten kunnen ter plaatse mondeling de onmiddellijke staking van de werken of van de uitvoering van handelingen gelasten als zij vaststellen dat die een misdrijf vormen. Dat bevel moet op straffe van verval, volgens de in artikel 184 van de OPS vastgelegde vorm, door de burgemeester of de gemachtigde ambtenaar bekrachtigd worden [3] (artikel 184).

De opheffing van het stakingsbevel kan in kort geding gevorderd worden bij de rechtbank van eerste aanleg in het ambtsgebied waarvan de werken en de handelingen werden uitgevoerd (artikel 184).

Om te voorzien in de toepassing van het stakingsbevel kunnen allerlei maatregelen getroffen worden, verzegeling inbegrepen (artikel 185). Die maatregelen moeten niet noodzakelijk gelijktijdig genomen worden als het bevel tot staking of de bekrachtigingsbeslissing. In de praktijk kunnen die maatregelen ook achteraf getroffen worden, wanneer de gerechtigde ambtenaren en beambten vaststellen dat het bevel tot staking of de bekrachtigingsbeslissing geschonden werd [4].

Geen enkele beschikking van de OPS preciseert in welke vorm de zegels aangebracht dienen te worden [5].

Het verbreken van de verzegeling wordt strafrechtelijk vervolgd bij artikel 284 van het Strafwetboek. Wie een zegel verbreekt, wordt bestraft met een gevangenisstraf van 6 maanden tot 2 jaar. De poging tot dit wanbedrijf wordt bestraft met een gevangenisstraf van 3 maanden tot 1 jaar. De schuldige kan bovendien veroordeeld worden tot een geldboete (artikel 288 van het Strafwetboek).


II. Wat de rechtbanken beslissen


Welke overheid is bevoegd om de verzegeling aan te brengen?


Volgens artikel 185 van de OPS zijn enkel de in artikel 183 bedoelde ambtenaren, beambten en agenten gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om te voorzien in de toepassing van het bevel tot staking of van de bekrachtigingsbeslissing. Daaruit volgt dat het College van Burgemeester en Schepenen niet bevoegd is om de beslissing tot verzegeling te nemen. Als het een dergelijke maatregel beveelt, zou het een feitelijkheid [6] begaan die de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in de mogelijkheid stelt de onmiddellijke opheffing van de verzegeling te bevelen [Vgl. Luik, 26 juni 2002,www.juridat.be].


Is er een termijn waarbinnen de overheid moet optreden?


Een onwettige situatie – ook al is die gedurende een aantal jaren door de overheid getolereerd – kan niet leiden tot de verwerving van het recht om een onrechtmatige bestemming in stand te houden
[Vgl. Luik, 26 juni 2002, www.juridat.be].

Degene die de overtreding begaat, kan zich niet beroepen op het feit dat er enkele maanden verstreken zijn tussen het ogenblik waarop de overtreding aan de overheid ter kennis werd gebracht en het bevel tot staking, noch geldig beweren dat zijn wettig vertrouwen geschonden werd. Niets verplicht het bestuur dat op de hoogte is van een onwettige situatie, om onmiddellijk op te treden teneinde er een eind aan te stellen, op straffe van ontzetting uit zijn recht om de onwettige handelingen of werken te onderbreken. Degene die de overtreding begaat, mag bij voorbeeld niet klagen dat de gemeente gewacht heeft tot een ongunstige beslissing genomen werd aangaande diens aanvraag voor regularisatievergunning om het stakingsbevel uit te vaardigen.
[Rb. Brussel (kort ged.), 19 februari 1998, www.juridat.be]


Welke handelingen en werken kunnen onderbroken worden?


Het bevel tot staking kan zowel betrekking hebben op de uitvoering van werken als dusdanig als op handelingen die niets met bouwwerken te maken hebben, zoals de onregelmatige bestemming van een goed [7].

Volgens een deel van de rechtspraak is dat bevel gerechtvaardigd, ook al zijn de werken bijna beëindigd [Cass., 14 februari 1997, Pas., 1997, I, p. 227] maar het zou geen rechtsgrond hebben als de onregelmatige bouw op het ogenblik waarop het uitgevaardigd wordt, volledig afgewerkt is [8].

Volgens een andere stroming in de rechtspraak (waar wij ons bij aansluiten) [9] integendeel ontneemt de omstandigheid dat het stakingsbevel betrekking heeft op beëindigde werken, niets aan de waarde ervan. Artikel 184 van de OPS maakt het immers mogelijk een dergelijk bevel te betekenen ten aanzien van alle handelingen of werken "wanneer zij vaststellen dat deze een misdrijf vormen in toepassing van artikel 182". Ter herinnering: deze beschikking beschouwt niet alleen als overtreding het verrichten van handelingen en werken zonder vergunning, maar ook de "voortzeting" of "instandhouding" van dergelijke handelingen of werken.

Kan de Raad van State processen-verbaal van vaststelling vernietigen?


De Raad van State is niet bevoegd als het gaat om processen-verbaal die opgesteld zijn door gemeentelijke ambtenaren en beambten. Dat zijn geen administratieve handelingen waartegen een vordering bij de Raad van State ingesteld kan worden
[R.v.S. nr. 20.438 van 23 juni 1980, Vanlangenhove; R.v.S. nr. 21.386 van 14 september 1981, Rothschild & crts.; R.v.S. nr. 73.685 van 14 mei 1998, Motte; R.v.S. nr. 127.066 van 13 januari 2004, Geurten. Rb. Brussel (kort ged.), 11 maart 1994,]


Heeft het verval van het stakingsbevel een weerslag op de verzegeling?


Als het stakingsbevel niet bevestigd wordt binnen de bij de OPS voorgeschreven termijnen, moet het als vervallen beschouwd worden en dient de verzegeling opgeheven te worden, zonder dat dit betekent dat de door de gemeentebeambte vastgestelde overtredingen niet bestaan [Rb. Brussel (kort ged.), 11 maart 1994, www.juridat.be]. Er dient dan een nieuw stakingsbevel uitgevaardigd te worden om een nieuwe verzegeling te rechtvaardigen.


Kan de verzegeling betrekking hebben op andere delen van een gebouw dan die welke in overtreding zijn?


Het aanbrengen van een verzegeling op een reclamebord dat zonder stedenbouwkundige vergunning geplaatst werd, kan niet leiden tot het verbod om de plaats te betreden waar het zich bevindt, noch om een exploitatie voort te zetten. De onwettige plaatsing van een reclamebord geeft het bestuur dus niet de toelating om de deuren van het gebouw waarop het bord aangebracht is, te verzegelen.
[Rb. Brusel (kort ged.), 5 februari 1993, J.L.M.B., 1993, p. 456.]


Welke zijn de effecten en de grenzen van de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg?


De bevoegdheid die speciaal aan de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg toegekend is, sluit de mogelijkheid uit een vordering tot opschorting of tot vernietiging van een stakingsbevel in te stellen bij de Raad van State.
[R.v.S. nr. 17.254 van 31 oktober 1975, S.A. Carrières et fours à chaux Brison et Cie ; R.v.S. nr. 18.561 van 18 november 1977, S.A. Immobilière de la place Stéphanie ; R.v.S. nr. 26.885 van 11 september 1986, Disco Profi ; R.v.S. nr. 37.175 du 11 juin 1991, S.P.R.L. Entreprises générales J. Mathieu.]

Ook al vertoont het stakingsbevel onregelmatigheden, toch weigert de rechtbank meestal de toelating te geven om de werkzaamheden voort te zetten als ze vaststelt dat de werkzaamheden effectief illegaal zijn, omdat dat zou neerkomen op het verschaffen van de toelating tot het verrichten van handelingen die een overtreding vormen en strafrechtelijk vervolgd kunnen worden.
[Rb. Brussel (kort ged.), 15 mei 1985, Amén., 1985, p. 27 ; Rb. Nijvel (kort ged.), 26 mei 1987, Amén., 1987, p. 88, obs. M. PÂQUES ; Luik, 4 december 1987, J.L.M.B., 1988, p. 91.]

Er zijn echter enkele beslissingen waar aanvaard geweest is de opheffing van de verzegeling te bevelen omdat een regularisatie mogelijk en te verwachten was en de onmiddellijke opheffing van de verzegeling een failliet kon voorkomen.
[Luik, 1e kamer, 28 juin 2000, RF 129/2000, onuitgegeven, cité par Liège, 26 juin 2002, www.juridat.be].

Deze "belangenbalans" is niet aanvaard door de Raad van State, die duidelijk het wettigheidsbeginsel vooropstelt.
[Zie meer bepaald R.v.S. nr. 106.329 van 3 mei 2002, S.A. Syed Petroleum]


Kan de gemeente van de vordering gebruik maken om een reconventionele eis in te dienen?


De stad Brussel heeft het lumineuze idee gehad om gebruik te maken van de vorderingen tegen bepaalde van haar stakingsbevelen om de volgende reconventionele eis [9] te formuleren: horen vaststellen dat de bestrafte handelingen of werken handelingen zijn die een schending vormen van een of meer beschikkingen, decreten, ordonnanties, reglementen of besluiten betreffende de milieubescherming in de zin van artikel 1 van de wet van 12 januari 1993 betreffende een vorderingsrecht inzake milieubescherming, en het herstel van de orde te bevelen op straffe van dwangsom.

De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Brussel heeft zich niet alleen bevoegd verklaard op grond van artikel 587, 5°, van het Gerechtelijk Wetboek, maar heeft de stad zelfs reeds twee maal gelijk gegeven.
[Zie Rb. Brussel (kort ged.), 21 januari 2003, RG nr. 2002/13919/A, Hardy c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven ; Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven.]

Aangezien het om onuitgegeven beslissingen gaat, menen wij dat het nuttig is hier de voornaamste passages over te nemen [eigen vertaling]:

"Overwegende dat krachtens artikel 1 van de [voorvermelde] wet van 12 januari de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg die het bestaan vaststelt van een handeling die een duidelijke schending of een ernstige dreiging van schending vormt van een of meer beschikkingen van wetten, decreten, ordonnanties, reglementen of besluiten betreffende milieubescherming, de stopzetting van die handelingen kan bevelen of maatregelen kan opleggen ter voorkoming van de verrichting van die handelingen of ter voorkoming van schade aan het leefmilieu;
Overwegende dat krachtens de wet van 12 januari 1993 de normen waarvan de schending kan leiden tot de indiening van een vordering tot stopzetting, betrekking moeten hebben op de milieubescherming;
Dat dit concept de wetgeving betreffende de stedenbouw en de ruimtelijke ordening inhoudt (D. Van Gerven, Le droit d'action en matière de protection de l'environnement, J.T., 93, p. 619; M.C. Coppieters, Lraction en cessation en matière d'environnement, Mouv. Comm., 1993, p. 410);
Dat uit de formulering van de wet blijkt dat de schending van de wettelijke norm die duidelijk moet zijn, d.w.z. dat ze niet mag leiden tot een ernstige twijfel (Rb. Dinant (kort ged.), 12.1.1994, Aménagement-Environnement, 1993/4, p. 271);
Overwegende dat in voorkomend geval (…) de overtreding vastgesteld dient te worden en een verbod dient opgelegd te worden [aan degene die ze begaan heeft], op straffe van dwangsom, om [de betwiste handelingen en werken] voort te zetten."
[Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven.]


Wat is zegelverbreking?


Volgens het Hof van Cassatie [Cass., 10 maart 1992, Pas., 1992, I, p. 615.] volstaat het verwijderen van de aangebrachte zegels, de toebehoren of de verzegelde omheining als materiële element van zegelverbreking in de zin van artikel 284 van het Strafwetboek.


Nota

1 Andere personen zijn daar ook bevoegd voor (zie de exhaustieve lijst van artikel 183 OPS). De processen-verbaal die opgesteld zijn door de door de Regering aangewezen ambtenaren en beambten zijn rechtsgeldig tot bewijs van het tegendeel.

2 Tegen die beslissing kan ook beroep aangetekend worden.

3 Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de OPS, Brusselse Hoofdstedelijke Raad, G.Z. 2001-2002, A-284/1, Commentaar bij de artikelen, blz. 27.

4 In de praktijk stellen we vast dat iedere gemeente haar eigen zegels gebruikt, doorgaans zelfklevende. Er bestaat geen officiële leverancier.

5 Een feitelijkheid is een materiële handeling of gedrag zonder juridische verantwoording, die gekenmerkt wordt door geweld of verrassing.

6 B. LOUVEAUX en de geciteerde referenties, Le droit de l’urbanisme, De Boeck Université, 1999, p. 446. Zie ook Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven.

7 Luik, 16 november 1995, J.T., 1996, p. 174. Deze beslissing betreft de interpretatie die gegeven dient te worden aan artikel 70 van de Waalse Code voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en erfgoed. De beslissing verwijst naar de voorbereidende werken van de wet van 22 december 1970 tot wijziging van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedenbouw, waarop voorvermeld artikel 70 geïnspireerd is.

8 Luik, 16 november 1995, J.T., 1996, p. 174. Burg. Rb. Bruxelles (kort ged.), 19 februari 1998, www.juridat.be en J.L.M.B., 1999, p. 1301 ; Rb. Brussel (kort ged.), 21 januari 2003, RG nr. 2002/13919/A, Hardy c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven; Rb. Brussel (kort ged.), 5 december 2003, RG nr. 03/13467/A, S.P.R.L. Livourne Services c/ Ville de Bruxelles, onuitgegeven.

9 Een reconventionele eis is een vraag die gevormd wordt in het kader van een proces door de verweerder die zich niet tevreden stelt met de voorstelling van zijn middelen van verdediging maar op zijn beurt aanvalt en de rechtbank een vraag voorlegt.