Inzake de uitvoering van het recht om een verzoekschrift in te dienen stellen we vast dat, aangezien de Grondwet op dat vlak zeer vaag is, de procedures die elke gemeente kiest, mogelijk zeer verschillend zullen zijn. Volgens ons zou dit ten koste gaan van de leesbaarheid van de wet en dus van een zekere rechtszekerheid voor de Brusselse burgers.
Antwoord van BPB: Men moet toegeven dat het “Il n’est pas aisé de définir le droit de pétition, tant son spectre d’action est indéterminé (…). Par la pétition, le citoyen peut émettre une réclamation ou formuler une demande d’intérêt individuel ou collectif, faire une proposition normative, voire simplement demander ou fournir un renseignement à l’autorité de son choix”
(J. CLARENNE, Délibérer au Parlement, Brussel, Larcier, 2024, p. 455; vrij vertaald: het is niet eenvoudig om het recht om een verzoekschrift in te dienen goed te omschrijven. Het actieterrein is zo onduidelijk (...). Een burger kan via een verzoekschrift een klacht of verzoek van individueel of collectief belang indienen, een regelgevend voorstel doen, of zelfs eenvoudigweg informatie opvragen of verstrekken aan de overheid van zijn of haar keuze).
Er zijn drie fundamentele opmerkingen te maken over het recht om een verzoekschrift in te dienen.
Ten eerste, het is belangrijk om te benadrukken dat de keuze van de wetgever om bemiddelings- en interpellatieprocedures in te stellen niets te maken heeft met het grondwettelijke recht om een verzoekschrift in te dienen van artikel 28 van de Grondwet. Per definitie bestaat er hiervoor geen beste manier.
“L’article 28 de la Constitution a, en ce sens, un effet direct qui s’impose aux autorités publiques indépendamment de l’existence ou non de mesures d’exécution. Il est inconditionnel et la généralité de ses termes se réfère à l’étendue de son champ d’application et non à la marge d’appréciation qui serait reconnue au législateur. Tout citoyen dispose ainsi d’un droit subjectif à adresser aux autorités publiques des pétitions, et ce droit peut être sanctionné par le juge en cas d’obstacle à son exercice”
(A. HERAUT, G. PIJCKE, “Le droit de pétition”, Les droits constitutionnels de Belgique (vol. 1 et 2), Brussel, Bruylant, 2011, p. 685; vrij vertaald: Artikel 28 van de Grondwet is in die zin bindend voor de overheid, ongeacht of er al dan niet al uitvoeringsmaatregelen zijn. Het is onvoorwaardelijk. De algemene bewoording slaat op de reikwijdte van het toepassingsgebied en niet op de beoordelingsmarge die aan de wetgever wordt gelaten. Elke burger heeft dus een subjectief recht om een verzoekschrift tot de overheid te richten).
Met andere woorden, bemiddeling en interpellatie zijn slechts ad hoc vormen van dialoog tussen de burgers en het gemeentebestuur die door de gewestelijke wetgever zijn ingevoerd (cf. de woorden "De inwoners van de gemeente kunnen zich ook" in lid 2 van artikel 317/1). Deze procedures liggen niet in het verlengde van het grondwettelijke recht om een verzoekschrift in te dienen en staan er los van.
Ten tweede, zoals de afdeling Wetgeving van de Raad van State met betrekking tot deze ordonnantie heeft verklaard, kunnen aan het recht om een verzoekschrift in te dienen zoals bedoeld in artikel 28 van de grondwet geen andere voorwaarden worden gekoppeld dan die welke uit deze bepaling voortvloeien, zelfs geen ontvankelijkheidsvoorwaarden (zoals de leeftijd van de personen) of procedureregels:
“zijn bijvoorbeeld voor kritiek vatbaar het verbinden van een leeftijdsgrens aan het recht, het opleggen, op straffe van niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift, van de verplichting om de hoedanigheid of de nationaliteit van de verzoeker(s) te vermelden of het opleggen van een bijzondere motiveringsverplichting, het verbinden van de ontvankelijkheid van het verzoek aan het vereiste dat de verzoeker een ‘belang’ moet kunnen laten gelden om het verzoek in te dienen of de bepaling dat het verzoek niet ontvankelijk is wanneer de verzoeker heeft nagelaten “beroep in te stellen” wanneer die mogelijkheid bestaat” (advies nr. 59.014/3-59.015/3).
De ontvankelijkheid van een verzoekschrift kan derhalve niet afhankelijk worden gesteld van andere voorwaarden dan die welke uitdrukkelijk in de Grondwet zijn vermeld.
Er kunnen echter wel minimale vormvereisten worden vastgesteld die impliciet uit de Grondwet voortvloeien en die bedoeld zijn om het recht om een verzoekschrift in te dienen te kunnen uitoefenen.
(Y. LEJEUNE, J. VANDE LANOTTE, “Actualité du droit de pétition”, Cah. const., Louvain-la-Neuve, U.C.L., 1985, p. 61).
In het bijzonder is het toegestaan dat de tekst de indieners verplicht hun identiteit of woonplaats op een duidelijk leesbare manier aan te geven, of dat de tekst geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op een aangelegenheid waarvoor de overheidsinstantie waaraan het verzoekschrift wordt gericht, bevoegd is.
(A. HERAUT, G. PIJCKE, op. cit., p. 682).
Aan de andere kant is de afdeling Wetgeving van de Raad van State van mening dat elke verplichting om de redenen in de tekst van het verzoekschrift te vermelden ongrondwettelijk is.
(Voorstel van bijzonder decreet van mevrouw Yolande Avontroodt, mevrouw Trees Merckx-Van Goey, de heren Steve Stevaert en Herman Lauwers en mevrouw Ria Van Den Heuvel tot wijziging van artikel 41 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen; voorstel van decreet van mevrouw Yolande Avontroodt, mevrouw Trees Merckx-Van Goey, de heren Steve Stevaert en Herman Lauwers en mevrouw Ria Van Den Heuvel houdende regeling van de bij het Vlaams Parlement ingediende verzoekschriften; voorstel van bijzonder decreet van de heer Steve Stevaert houdende wijziging van artikel 41 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen, wat het verzoekschrift betreft, Advies van de afdeling Wetgeving van de Raad van State, 9 september 1997, Parl. St.,Vl. Parl., gew. zit. 1996- 1997, nrs 497/2, 498/2 et 500/2, p. 9, geciteerd door A. Heraut, G. Pijcke).
Met andere woorden, met artikel 317/1, lid 1, nodigt de wetgever de gemeenten eenvoudigweg uit om de weinige ontvankelijkheidsvoorwaarden die zij in hun reglementen aan indieners van verzoekschriften kunnen opleggen, te omschrijven, binnen de grenzen van wat door de Grondwet is toegestaan (woonplaats, namen, enz.).
Ten derde, het is momenteel niet de bedoeling van de Brusselse wetgever om de procedure voor de behandeling van verzoekschriften op gemeentelijk niveau te regelen in een ordonnantie, als dat het onderwerp is van uw vraag.