Naar het voorbeeld van Vlaanderen krijgen uittredende uitvoerend mandatarissen (burgemeesters en schepenen) ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voortaan een uittredingsvergoeding. Dit recht, dat op de schouders van de gemeente valt, is evenwel beperkt in de tijd en onderworpen aan bepaalde voorwaarden.

IN HET KORT

Naar het voorbeeld van Vlaanderen krijgen uittredende uitvoerend mandatarissen (burgemeesters en schepenen) ook in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voortaan een uittredingsvergoeding. Dit recht, dat op de schouders van de gemeente valt, is evenwel beperkt in de tijd en onderworpen aan bepaalde voorwaarden.

WETTELIJKE BASIS

  • NGW, art. 19/1 (inforum nr. 365773);
  • Omzendbrief 2024/24 van 12 december 2024 wijz. omz. 2024/15 van 9 juli 2024 betr. de bezoldiging van de toekomstige lokale mandatarissen - Wijziging van punt 5 - Uittredingsvergoeding.

TOELICHTING

1/ VOOR WIE?

Enkel schepenen en burgemeesters kunnen aanspraak maken op een uittredingsvergoeding. Gemeenteraadsleden niet.

2 / VOORWAARDEN

De vergoeding kan in deze drie gevallen aangevraagd worden:

  • wanneer het mandaat ten einde loopt na de volledige vernieuwing van de gemeentelijke organisatie en de betrokken persoon geen nieuw uitvoerend mandaat meer uitoefent;
  • wanneer het mandaat afloopt op de einddatum op de voordrachtsakte en de betrokken persoon geen nieuw uitvoerend mandaat meer bekleedt;
  • wanneer het mandaat afloopt als gevolg van een ontslag om medische reden. Dit moet gestaafd worden door een doktersattest van langdurige arbeidsongeschiktheid.

Een mandataris die een nieuw uitvoerend mandaat uitoefent kan geen aanspraak maken op een uittredingsvergoeding.

Te meer, om recht te hebben op deze vergoeding mag de mandataris geen ander beroepsinkomen hebben dat hoger ligt dan de uittredingsvergoeding.

Opgelet: Het begrip “beroepsinkomen” omvat zowel inkomen uit beroepsactiviteiten (als werknemer, zelfstandige, enz.) als elk vervangingsinkomen zoals een werkloosheidsuitkering, ziekte- of invaliditeitsuitkering, pensioen...

Het gaat om de brutobedragen die de FOD Financiën als belastbaar inkomen beschouwt.

Indien het beroepsinkomen van betrokkene lager ligt dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, mag hij een regularisatie aanvragen om het verschil tussen de twee bedragen te laten bijpassen. In de voorbereidende parlementaire werkzaamheden worden de volgende twee voorbeelden aangehaald: een mandataris die slechts deeltijds werkt of die onbetaald verlof heeft genomen bij zijn huidige werkgever, kan aanspraak maken op een vergoeding die overeenstemt met het verschil tussen beide bedragen indien blijkt dat de ontvangen beroepsinkomsten lager zijn dan het bedrag van de uittredingsvergoeding[1].

3 / BEGIN EN EINDE

Het recht op een uittredingsvergoeding gaat in aan het einde van het uitvoerend mandaat (en niet op de datum van aanvraag) en vervalt definitief:

  • wanneer het aantal maanden voorbij is;
  • als de uittredende mandataris een beroepsinkomen ontvangt dat hoger is dan de vergoeding; of
  • in geval van overlijden, vanaf de maand volgend op de maand van overlijden.

Bijgevolg behoudt een mandataris die niet onmiddellijk een aanvraag indient, het recht op deze vergoeding voor de maanden daarvoor, op voorwaarde dat hij voor elk van die maanden aan de voorwaarden voldeed.

De uittredende mandataris kan ook geen aanspraak maken op de uittredingsvergoeding in het geval de beroepsinkomsten achteraf wegvallen.

4 / BEDRAG EN DUUR

De betrokkene heeft recht op een uittredingsvergoeding van een maand voor elk gepresteerd jaar, met een maximum van 12 maanden.

Met andere woorden, het aantal maanden waarop de uittredende mandataris recht heeft, hangt af van het aantal opeenvolgende jaren gedurende welke de mandataris een uitvoerend mandaat heeft uitgeoefend. Er kan rekening worden gehouden met een maximum van 12 jaar, en bijgevolg kan een de uittredingsvergoeding voor een uittredend mandataris maximaal 12 maanden bedragen.

Het totale bedrag van de vergoeding wordt bepaald op basis van het laatste jaarsalaris tijdens de laatste ambtstermijn. Dit is het totale bruto maandsalaris van het laatste mandaatjaar, exclusief vakantiegeld en eindejaarspremie[2].

De vergoeding wordt per maand uitbetaald.

Bijvoorbeeld, indien een mandataris gedurende 8 jaar een uitvoerend mandaat heeft uitgeoefend, heeft hij/zij recht op 8/12e van het laatst ontvangen totale jaarsalaris. De 8 maanden waarin hij/zij 1/8e van de totale uittredingsvergoeding kan krijgen, gaan in zodra zijn/haar uitvoerende mandaat eindigt (en niet op de datum van de aanvraag).

5 / BEDRAG VOOR ZELFSTANDIGEN

Een uittredend mandataris die als zelfstandige werkt, moet via zijn belastingaangifte nagaan of hij recht heeft op een deel van de uittredingsvergoeding.

Ter herinnering: de berekening is gebaseerd op de brutobedragen die door de FOD Financiën als belastbaar inkomen worden beschouwd. Dit zijn met andere woorden:

  • het jaarlijks netto belastbaar inkomen;
  • de beroepskosten zijn aftrekbaar van de jaaromzet van de zelfstandige[3].

6 / VERKLARING OP EER

De uittredende mandataris moet ook elke maand een verklaring op eer indienen dat hij geen beroepsinkomsten heeft of beroepsinkomsten heeft ontvangen die lager zijn dan het bedrag van de uittredingsvergoeding in de betreffende periode.

Elke maand moet worden nagegaan of de betrokkene nog steeds recht heeft op een uittredingsvergoeding of dat deze moet worden aangepast (bijvoorbeeld als hij of zij minder beroepsinkomsten ontvangt dan de uittredingsvergoeding).

In bijlage vindt u de modelverklaring van Brussel Plaatselijke Besturen.

 7 / RSZ?

Men moet deze vergoeding niet aangeven bij de RSZ[4].

8 / PENSIOEN

Er worden geen pensioenbijdragen afgetrokken van de uittredingsvergoeding. Bijgevolg wordt de uittredingsvergoeding niet in aanmerking genomen bij de berekening van het pensioen.

9 / SPECIFIEK GEVAL – WERKLOOSHEID

In artikel 44 van het Koninklijk Besluit van 25 november 1991[5] wordt bepaald dat “om uitkeringen te kunnen genieten moet de werkloze wegens omstandigheden onafhankelijk van zijn wil zonder arbeid en zonder loon zijn”.

Artikel 46, §1, 5° bepaalt dat als loon in de zin van artikel 44 wordt beschouwd “de vergoeding waarop de werknemer aanspraak kan maken uit hoofde van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de vergoedingen in het kader van het niet-concurrentiebeding en van de uitwinningsvergoeding, met uitzondering van de vergoeding wegens morele schade en de vergoeding die toegekend wordt ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering”.

In de praktijk: als de betrokkene geen ander werk heeft, is het aangewezen om na te gaan hoeveel hij of zij aan werkloosheidsuitkering zou kunnen krijgen.

  • Als dit bedrag hoger is dan de uittredingsvergoeding, moet er een aanvraag ingediend worden.
  • Als dit bedrag lager is dan de uittredingsvergoeding, is het beter om eerst de uittredingsvergoeding te ontvangen en pas daarna een werkloosheiduitkering aan te vragen, zodat men zo laat mogelijk in het systeem van de degressieve werkloosheidsuitkering terechtkomt.

BEKIJK DE FICHE

[1] Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur, Br.Parl., Doc. A-485, nr. 1, 2021-2022, p. 10.

[2] Idem, p. 5.

[3] Aftrekbare en niet-aftrekbare beroepskosten zijn vastgelegd in de geldende federale regelgeving.

[4] Code 28 - Administrativie instructies RSZ - 2024/4 > het invullen van de DmfA. Code 28 heeft geen invloed op de berekening van de bijdragen.

[5] KB 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, BS 1 juni 1992.


Bijlage 1: Modelverklaring op erewoord - BPB

VERKLARING OP EREWOORD

Ondergetekende, [naam mandataris], verklaart op eer dat hij voldoet aan de voorwaarden om een uittredingsvergoeding te krijgen en dat hij voor de periode van (dd/mm/jj) _ _ _ _ _ _ _ _ tot en met (dd/mm/jj) _ _ _ _ _ _ _ _, geen beroepsinkomen ontving of een beroepsinkomen dat lager is dan het bedrag van de uittredingsvergoeding.

Inlichtingen over het beroepsinkomen

Art. 19/1, §3, van de Nieuwe Gemeentewet:

“De uittredingsvergoeding vervalt:

1° als de betrokkene een ander beroepsinkomen geniet;

2° als de betrokkene overlijdt, vanaf de maand volgend op het overlijden.

Een vervangingsinkomen wegens werkloosheid, pensionering of arbeidsongeschiktheid is ook een ander beroepsinkomen in de zin van het eerste lid, 1°.

In afwijking van het eerste lid, 1°, verkrijgt de betrokkene op zijn verzoek dat het verschil wordt bijgepast als dat ander beroepsinkomen lager is dan de uittredingsvergoeding.”

Aanvinken en aanvullen wat van toepassing is :

☐ Geen beroepsinkomen

☐ Beroepsinkomen lager dan bedrag uittredingsvergoeding _ _ _ _ _ _ _ _ euro

☐ Ander beroepsinkomen lager dan bedrag uittredingsvergoeding

Vervangingsinkomen werkloosheid _ _ _ _ _ _ _ _ euro

Pensioen _ _ _ _ _ _ _ _ euro

Vervangingsinkomen arbeidsongeschiktheid _ _ _ _ _ _ _ _ euro

Ik voeg hierbij een attest van de werkgever of van de uitbetalingsinstelling/mutualiteit waarop het brutosalaris of het brutovervangingsinkomen voor de voorbije maand staat.

In het geval van een inkomen uit zelfstandige activiteit verklaar ik dat het opgegeven beroepsinkomen mijn vermoedelijke jaarinkomen betreft.

Opgemaakt te [gemeente] op [datum].

[handtekening mandataris]

[naam mandataris]

[adres mandataris]