Een complexe situatie vergt een genuanceerd antwoord. Dat is het advies dat Brulocalis voorlegde aan de Kamercommissie betreffende een wetsvoorstel met het oog op de instelling van een verbod tot inschrijving in de bevolkingsregisters ingeval de woning onbewoonbaar is verklaard.

De Commissie Binnenlandse Zaken, Algemene Zaken en Openbaar Ambt van de Kamer van Volksvertegenwoordigers bespreekt momenteel een wetsvoorstel dat de inschrijving in de bevolkingsregisters wil verbieden indien de woning onbewoonbaar verklaard werd. De Commissie vroeg het advies van Brulocalis.

Principe

 

De gemeente is verplicht om elk individu dat een hoofdverblijfplaats kan opgeven op het grondgebied, in de registers in te schrijven. De bepaling van de hoofdverblijfplaats is gebaseerd op een feitelijke situatie (Art. 16, § 2 van het KB van 16 juli 1992 betr. de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister).

Toch wordt de 'voorlopige' inschrijving toegekend aan elk gezin dat zijn inschrijving vraagt in een woning "waar bewoning of permanente bewoning niet is toegelaten om redenen van veiligheid, gezondheid of ruimtelijke ordening".

De voorlopige inschrijving brengt geen enkele regularisatie van de onwettige situatie teweeg.

Het parlementsvoorstel

 

Het wetsvoorstel dat ons ter advies voorgelegd werd, wil het onmogelijk maken om in de bevolkingsregisters ingeschreven te worden als de meegedeelde hoofdverblijfplaats onbewoonbaar verklaard werd, tot de eventuele opheffing van de onbewoonbaarverklaring.

De auteurs van het voorstel rechtvaardigen deze wijziging met het oog op de "vrijwaring van de volksgezondheid".

Zij wijzen ook op het feit dat het "naar hun aanvoelen totaal in strijd is met de geest van de onbewoonbaarverklaring om desondanks mensen toe te laten na de onbewoonbaarverklaring er toch een domicilie te betrekken". Zij willen deze inconsequentie met dit voorstel wegwerken.

Advies van Brulocalis

 

Het wetsvoorstel stelt een einde aan de tegenstrijdigheid tussen de onwettige situatie van de bewoning en de inschrijving van de bewoners in de bevolkingsregisters. Die antinomie is effectief moeilijk toe te passen op het terrein.

Niets maakt het echter mogelijk om met zekerheid te stellen dat de weigering van inschrijving een werkelijk ontradend effect zou hebben in hoofde van de betrokken eigenaars.

Zoals u weet, heeft de voorlopige inschrijving net tot doel de personen in kwestie de mogelijkheid te bieden om over een woning te beschikken die hun toegang geeft tot een aantal rechten. Zo kan de gemeente personen lokaliseren die op gevaarlijke of ongezonde plaatsen wonen, om gepaste antwoorden te kunnen bieden in het belang van de betrokkenen, en algemener ook om de samenstelling van de bevolking te kennen. In die context wordt eraan herinnerd dat de bepaling van de hoofdverblijfplaats gebaseerd is op een feitelijke situatie, terwijl de voorlopige inschrijving geen enkele regularisatie van de onwettige situatie inhoudt.

Zou het verbod om personen in de bevolkingsregisters in te schrijven, de gemeenten niet in een delicate positie brengen ten aanzien van hun wettelijke opdrachten en hun verantwoordelijkheden? Hoe kunnen zij immers de personen op hun grondgebied inventariseren en lokaliseren buiten de wettelijk voorziene gevallen zonder de regels betreffende de bescherming van persoonsgegevens te schenden?

Vanuit legistiek oogpunt lijkt het voorstel ons onduidelijk geformuleerd. Wat verstaat men onder een "onbewoonbaarverklaring"? Gaat het om de besluiten die genomen worden op basis van de algemene bestuurlijke politie (Nieuwe Gemeentewet) of op basis van de bijzondere huisvestingspolitie (Huisvestingscode) of allebei? Dat element moet volgens ons toegelicht worden. Bovendien zien wij niet waarom de woningen die een stedenbouwkundig misdrijf vormen, niet beoogd worden.

Het gaat om een complexe kwestie die een genuanceerde aanpak vergt.

Om de rechten van de bewoners van dergelijke panden te vrijwaren, vragen wij een analyse van de verschillende manieren om met dit soort toestanden om te gaan, zoals de inschrijving op een referentieadres.

Wij zijn ook van oordeel dat het debat verruimd zou moeten worden, met als doel in overleg met de Gewesten de wettelijke instrumenten te versterken en de middelen te verruimen waarover justitie en de overheden beschikken om eigenaars die misbruik maken van huurders die zich in een kwetsbare situatie bevinden, doeltreffender en sneller te sanctioneren.

Actie van Brulocalis

 

Het advies van Brulocalis aan de Kamercommissie (brief van 9 november 2017, in het Frans)