De ordonnantie tot wijziging van de nieuwe gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur is op 25 augustus 2022 verschenen in het Belgisch Staatsblad. Met deze ordonnantie wordt ingespeeld op de 4 krachtlijnen van de algemene beleidsverklaring van de Brusselse regering: een volledige decumul tussen een plaatselijk uitvoerend mandaat en een parlementair mandaat, de vermindering van het aantal schepenen, de opwaardering van het statuut van burgemeester en schepenen en, ten slotte, de opwaardering van het statuut van gemeenteraadslid.

Inwerkingtreding

De ordonnantie treedt in werking na de volgende gemeenteraadsverkiezingen, wanneer de nieuwe gemeenteraden geïnstalleerd worden, uitgezonderd artikel 6 van de ordonnantie m.b.t. de decumul, dat in werking zal treden op 4 september 2022 en waarvoor een overgangsregeling geldt (zie punt 1 hierna).

De Nieuwe gemeentewet wordt op vier punten gewijzigd

1. Volledige decumul tussen een plaatselijk uitvoerend mandaat en een parlementair mandaat (art. 72 NGW)

Het mandaat van burgemeester of schepen is vanaf 4 september 2022 onverenigbaar met een mandaat in het parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement of het Europees Parlement.

Hierbij moet echter worden opgemerkt dat er een overgangsregeling is voor burgemeesters en schepenen die hun lokaal mandaat momenteel combineren met een parlementair mandaat. Er wordt gespecificeerd dat de burgemeesters en schepenen die momenteel dit mandaat samen met een parlementair mandaat hebben, beide mandaten kunnen blijven uitoefenen tot de vernieuwing van de gemeenteraden in 2024. Na de vernieuwing van de gemeenteraden zullen ook zij een keuze moeten maken tussen de twee functies.

Met andere woorden, vanaf 4 september 2022 zullen alleen burgemeesters en schepenen die momenteel geen parlementair mandaat hebben, hun lokaal uitvoerend mandaat niet langer kunnen combineren met een parlementair mandaat.

2. 1 schepen minder (art. 16 NGW)

Het wettelijk voorgeschreven aantal schepenen per gemeente wordt met één verminderd.

Bovendien krijgt de gemeenteraad met de limiet ook de mogelijkheid om het aantal schepenen nog meer te verminderen

Niettemin moet het college naast de burgemeester uit ten minste vier schepenen bestaan (twee vrouwen en twee mannen).

Grootte gemeente

Toestand voor wijziging

Nieuwe toestand

≥ 200 000 inwoners

10

9

van 100.000 tot 199.999 inwoners

9

8

van 50.000 tot 99.999 inwoners

8

7

van 30.000 tot 49.999 inwoners

7

6

≤ 29.999 inwoners

6

5

In het gewijzigde artikel wordt nog steeds gestreefd naar een evenwicht tussen vrouwen en mannen. De in de NGW opgenomen regel houdt in dat er evenveel mannelijke als vrouwelijke schepenen zijn indien het aantal schepenen even is en dat er een verschil is van één eenheid, in de ene of de andere richting, tussen het aantal mannelijke of vrouwelijke schepenen wanneer het aantal schepenen oneven is (Ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de Nieuwe Gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur, PBHG, Parl. St. A-485, nr. 1, 2021-2022, p. 5).

3. De opwaardering van het statuut van de burgemeesters en schepenen (art. 19, §1 en 19/1 NGW)

In de nieuwe gemeentewet worden drie wijzigingen aangebracht om het statuut van de uitvoerende mandaten (burgemeesters en schepenen) op te waarderen. Het gaat om de wedde van de burgemeester, de wedde van de schepen en de invoering van een uittredingsvergoeding.

A. Wedde van de burgemeester

De wedde van de burgemeester was voorheen gekoppeld aan de wedde van de gemeentesecretaris, maar wordt voortaan gekoppeld aan de federale parlementaire vergoeding.

De regering moet nog de regels vaststellen voor de berekening en uitbetaling van de wedde van de burgemeester, waarbij rekening wordt gehouden met het inwonersaantal van de gemeente. Er wordt evenwel gepreciseerd dat de wedde van de burgemeester wordt uitgedrukt als een percentage van de parlementaire vergoeding van de leden van het federale parlement, met uitsluiting van de forfaitaire onkostenvergoeding, de eindejaarspremie, het vakantiegeld en andere vergoedingen.

B. Wedde van de schepenen

In de NGW staat dat “De wedde van de schepenen bedraagt:

  • 1° in gemeenten tot 50.000 inwoners: 60 % van de wedde van de burgemeester;
  • 2° in gemeenten vanaf 50.001 inwoners: 75 % van de wedde van de burgemeester.

Volgens de ordonnantie kan van deze regel worden afgeweken, maar alleen voor gemeenten met ten hoogste 50.000 inwoners. Er wordt gespecificeerd dat, alleen in deze gemeenten en op voorwaarde dat de gemeenteraad heeft besloten het aantal schepenen te verminderen, de wedde van de schepenen 75% van de wedde van de burgemeester bedraagt (in plaats van 60%).

In gemeenten met meer dan 50.000 inwoners krijgen de schepenen geen salarisverhoging als de gemeenteraad besluit het aantal schepenen te verminderen.

C. Uittredingsvergoeding

De ordonnantie voert een uittredingsvergoeding in die onder bepaalde voorwaarden door de gemeente moet worden uitbetaald aan de uitvoerende mandatarissen (burgemeesters en schepenen).

Mensen waarop de regeling betrekking heeft

In drie gevallen kan er een uittredingsvergoeding worden aangevraagd:

  • wanneer het uitvoerend mandaat eindigt bij de vernieuwing van het gemeentebestuur en hij geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt;
  • bij het bereiken van de einddatum, vermeld op de voordrachtakte en hij geen nieuw uitvoerend mandaat opneemt;
  • bij ontslag om medische redenen. Ontslag om medische redenen wordt bewezen aan de hand van een door een arts afgegeven getuigschrift van langdurige arbeidsongeschiktheid.

Daarbij komt nog dat deze situaties enkel recht geven op een uittredingsvergoeding als de mandataris geen ander beroepsinkomen geniet dat meer bedraagt dan de uittredingsvergoeding.

Als de mandataris een beroepsinkomen krijgt dat lager is dan het bedrag van de uittredingsvergoeding, kan hij wel vragen om het verschil tussen beide bedragen bij te passen.

Ook een vervangingsinkomen (werkloosheidsuitkering, ziekte- of invaliditeitsuitkering, of pensioen) geldt als een beroepsinkomen.

Bedrag en duur

De betrokkene heeft recht op een uittredingsvergoeding van één maand per gepresteerd jaar, met een maximum van 12 maanden. Met andere woorden, het aantal maanden waarop de uittredende mandataris recht heeft op een vergoeding hangt af van het aantal opeenvolgende jaren gedurende welke de mandataris een uitvoerend mandaat heeft uitgeoefend, met een maximum van 12 jaar dat in aanmerking wordt genomen.

Het totale bedrag van de uittredingsvergoeding waarop de uittredende mandataris aanspraak kan maken, wordt vastgesteld op basis van de laatst ontvangen jaarwedde in het laatst uitgeoefende mandaat. Die laatst ontvangen jaarwedde komt neer op het totaal van brutomaandwedden van het laatste mandaatjaar, exclusief vakantiegeld en eindejaarstoelage. (Ontwerp van ordonnantie, op.cit., p. 11).

De vergoeding wordt maandelijks uitbetaald.

Verklaring op eer

De uittredende mandataris moet maandelijks een verklaring op eer voorleggen waarin hij verklaart dat hij in de betrokken periode geen beroepsinkomsten heeft ontvangen of dat hij beroepsinkomsten heeft ontvangen die lager zijn dan het bedrag van de uittredingsvergoeding.

Op die manier zal er maandelijks nagegaan moeten worden of een mandataris nog aanspraak kan maken op een uittredingsvergoeding of bijpassing (bv. bij een beroepsinkomen lager dan de uittredingsvergoeding).

Einde van de vergoeding

De uittredingsvergoeding stopt:

  • Wanneer het aantal maanden verstreken is;
  • Als de uittredende mandataris een beroepsinkomen heeft dat hoger is dan de vergoeding; of
  • In geval van overlijden van de betrokkene, vanaf de eerste maand na het overlijden.

4. Opwaardering van het statuut van gemeenteraadslid: presentiegeld (art. 12, §1, lid 5 NGW)

De NGW bepaalt: “De gemeenteraadsleden ontvangen geen wedde. Zij trekken presentiegeld als zij deelnemen aan de vergaderingen van de gemeenteraad en aan de vergaderingen van de commissies en van de afdelingen. (…) Het bedrag van het presentiegeld en de voordelen in natura toegekend aan de gemeenteraadsleden worden bepaald door de gemeenteraad”.

Vóór de wijziging door deze ordonnantie lag het bedrag tussen een minimum van 75 euro bruto en een maximum van 200 euro bruto (geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex per 1 januari 2018).

De nieuwe gemeentewet wordt nu gewijzigd in die zin dat het minimumbedrag van de presentiegelden voor gemeenteraadsleden wordt verhoogd tot 100 euro bruto (in plaats van 75) tegen de referentie-index 108,09 (die overeenkomt met de afgevlakte gezondheidsindex van maart 2021) - zie Ontwerp van ordonnantie, op.cit., p. 4). Het artikel zegt nog verder dat “Het bedrag wordt automatisch geïndexeerd bij overschrijding van de spilindex, door de afgevlakte gezondheidsindex, volgens het indexeringsstelsel dat van toepassing is op de wedden van de openbare sector, de pensioenen en de uitkeringen”.

De gemeenteraad mag ook binnen de grenzen van de hierboven vastgestelde minimum- en maximumbedragen eventueel een ander bedrag vaststellen voor de vergaderingen van de commissies en de afdelingen.



Zie ook

  • 06.07.2022 Ordonnantie wijz. Nieuwe Gemeentewet in het kader van de hervorming van het lokaal bestuur (inforum nb 357043)