Op 2 juni 2015 schreven de Federaties van OCMW's naar de minister van Maatschappelijke Integratie ivm de sociale activering.

Dit dossier ligt ons al meer dan een jaar na aan het hart. In maart hadden onze Federaties bij de POD Maatschappelijke Integratie duidelijk hun bekommernissen en vragen aangekaart betreffende de inhoud en de manier waarop het behandeld wordt. Wij hadden immers nog steeds geen nieuws van het KB en de overeenkomsten van 2015, en er was geen echt overleg over het geplande mechanisme.

In onze brief aan de minister hebben de Federaties van OCMW's van de drie Gewesten de volgende elementen belicht:

Consolidering van de subsidies

 

De OCMW’s wensen het behoud van de subsidies ter ondersteuning van de acties die zij voeren met het publiek dat moeilijk toegang vindt tot vorming en tewerkstelling, door een verankering ervan in de organieke OCMW-wet. Zij vinden het immers primordiaal dat aan dit publiek activiteiten en projecten kunnen aangeboden worden ter bevordering van de sociale participatie, en de middelen waarover ze beschikken, blijven jammer genoeg te beperkt in verhouding tot de behoeften.

Perimeter voor de 'sociaal nuttige activiteiten’?

 

De voorgestelde definitie wordt gunstig onthaald, met als enige voorbehoud de uitdrukking ‘sociaal nuttige activiteiten’ waarvan de OCMW’s vrezen dat ze op een dag geïnterpreteerd wordt als uitsluitend gericht op activiteiten die nut hebben voor de samenleving, en niet op activiteiten die nuttig zijn voor de ontwikkeling en de autonomie van de steunaanvrager.

Geen gestandaardiseerd traject

 

De OCMW’s willen voorkomen dat sociale activering gebaseerd zou worden op het idee van een gestandaardiseerd traject waarin de begunstigde verschillende fasen moet doorlopen. Wij vragen te vertrekken van een concept van traject dat aangepast is aan de betrokkene en diens behoeften, met welbepaalde acties in functie van de individuele doelstellingen van de betrokkene.

Geen universele methodologie

 

Volgens artikel 59 van de organieke OCMW-wet vervult het OCMW zijn opdracht “volgens de meest aangepaste methoden van het maatschappelijk werk en met eerbiediging van de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuiging van de betrokkenen”. Zo heeft elk OCMW in functie van zijn lokale realiteit en behoeften van zijn publiek verschillende werkmethodes uitgewerkt.

Hoewel hun uiteraard nieuwe methodologieën kunnen worden aangereikt, kunnen de OCMW’s in geen geval aanvaarden dat hun een specifieke en universele methodologie opgelegd wordt (sociale balans, trajectplan, model van evaluatie van de vooruitgang van de betrokkene, milestone of andere).

Het engagement van de begunstigde niet verbinden aan een GPMI

 

De OCMW’s zijn ook niet gekant tegen een formalisering van de engagementen met de begunstigde, maar kunnen in geen geval aanvaarden dat een GPMI (geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie) verplicht wordt. Het feit dat in het kader van de nieuwe maatregel voor 2015 stelselmatig een band voorzien wordt met de opstelling van een GPMI, stelt ons overigens probleem. Wij willen wachten op de resultaten van de studie die in april aangevat werd, alvorens te beslissen of het relevant is deze voorwaarde op te leggen in het kader van de sociale activering. Zodra de resultaten gekend zullen zijn, zijn onze Federaties bereid om constructief met de minister samen te werken op basis van de lessen die we eruit kunnen trekken.

Wel een middelenverbintenis, maar geen resultaatsverbintenis

 

Externe controle door de POD Maatschappelijke Integratie met betrekking tot de middelenverbintenis voor het OCMW in het kader van de ontwikkeling en de uitvoering van hun beleid voor sociale activering lijkt ons uiteraard noodzakelijk. De OCMW’s zijn daarentegen geen voorstander van het feit dat de vooruitgang van de betrokkene in aanmerking genomen wordt in het kader van de evaluatie van de maatregel door de POD MI. Wie gaat die vooruitgang beoordelen op het niveau van de POD MI? Wat als er geen sprake is van vooruitgang? Wat gaan we met dit soort gegevens doen? Zullen er hier resultaatsverbintenissen ingevoerd worden?

De OCMW’s willen geenszins dat de middelen die ze toegekend krijgen om projecten te steunen op het vlak van sociale activering, risico’s inhouden op sancties voor de betrokkene of voor het OCMW.

In een samenleving waar de meest kwetsbaren steeds vaker door de mazen van het net glippen, lijkt het ons verontrustend dat het sociaal activeringsbeleid bekeken wordt vanuit de invalshoek van resultaatsverbintenissen, wat hun doelstellingen en bestaansredenen in het gedrang kan brengen.

Afgewogen controle

 

De OCMW’s beseffen uiteraard dat het verkrijgen van middelen gekoppeld wordt aan een controle op de manier waarop die gebruikt worden, maar zij onderstrepen dat het belangrijk is geen te strenge of overdreven verplichtingen op te leggen die kunnen ontmoedigen om tot de maatregel toe te treden.

Algemeen hebben wij er de aandacht op gevestigd dat het voor de OCMW’s belangrijk is dat er een tool uitgewerkt wordt die vlot aanpasbaar is aan de toestand op het terrein. Zo willen de OCMW’s een voldoende open en soepele maatregel, zowel voor de OCMW’s die projecten moeten opzetten en draaiende houden op het terrein, als voor de personen die er gebruik van maken. Zij willen geen overdreven stugge en strakke tool die een disproportionele controle van de persoon en het geleverde werk met zich meebrengt.