Het najaar is het geschikte moment om zieke of dode bomen te rooien. Het beheer van deze problematiek door de overheden blijkt echter niet altijd evident. Enerzijds lokt het omhakken van bomen hevige reacties uit van buurtcomités of milieuverenigingen die erop wijzen hoe belangrijk een groene omgeving voor de mens is. Anderzijds kunnen bomen bijzonder gevaarlijk zijn wanneer ze omvallen. Verschillende recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat bomen ook in geduchte moordenaars kunnen veranderen. De gemeenten, meer bepaald de diensten stedenbouw, krijgen regelmatig rooiaanvragen binnen en zitten dan met de tweestrijd tussen de bescherming van het levenskader en de verplichting om de veiligheid van de burger te waarborgen.

[artikel door Eric Vanham in 2001 geschreven, en door Olivier Evrard in 2009 bijgewerkt]

De Vereniging vond het derhalve belangrijk een stand van zaken op te maken via:
  • de kwestie van de verantwoordelijkheid wanneer het college weigert een boom te laten omhakken die achteraf om een of andere reden omvalt;
  • de bewijslast van het mogelijk gevaar: is het de particulier die een rooivergunning aanvraagt die een expertiseverslag moet voorleggen dat aantoont dat de boom een gevaar inhoudt, of is het daarentegen de gemeente die haar weigering moet staven met het bewijs dat de boom geen gevaar oplevert?

1. Het probleem van de combinatie van algemene en bijzondere politie


1.1. Ter herinnering: Overeenkomstig artikel 98, § 1, 8° van het BWRO is een stedenbouwkundige vergunning vereist voor het vellen van hoogstammige bomen. Deze laatste worden omschreven als bomen waarvan de stam ten minste 40 centimeter omtrek op 1,50 meter hoogte heeft en die ten minste 4,00 meter hoog zijn.[1] .

De beslissing van het College om de vergunning te weigeren of toe te kennen, moet berusten op voornamelijk stedenbouwkundige criteria. In dat kader heeft het College een bijzondere politiebevoegdheid die men stedenbouwkundige politie noemt.

1.2. Wanneer een boom zou kunnen omvallen, gaat het niet alleen om een stedenbouwkundig probleem dat tot de bevoegdheid van bijzondere politie behoort, maar ook een probleem van openbare veiligheid dat tot de algemene bestuurlijke politie behoort (artikel 135 NGW).

In theorie moet het principe van de autonomie (of de onafhankelijkheid) van de administratieve politie nageleefd worden. Dat betekent dat wanneer een boom een gevaar betekent voor de openbare veiligheid, de burgemeester in een besluit diens omhakking kan bevelen. Ondanks deze beslissing zou in naam van de gemeente een rooivergunning moeten worden verkregen [2].

Maar op het terrein zou de veiligheid (algemene politie) in bepaalde omstandigheden kunnen primeren ten opzichte van de goede inrichting van de ruimtes (stedenbouwkundige politie). Niets verhindert de burgemeester echter – voor zover de hoogdringendheid het rechtvaardigt – het rooien zonder vergunning te bevelen: "in geval van hoogdringendheid en gevaar voor het leven rondom kan de burgemeester ontkomen aan de administratieve verplichtingen om een voorafgaande vergunning te verkrijgen (…); de overtreding die hem zou kunnen aangewreven worden, kan dan gerechtvaardigd worden door de noodzaak." [3].


2. Wat gebeurt er als de gemeente de rooivergunning weigert?


Dat antwoordt varieert naargelang de particulier de aanvraag doet omdat hij de boom gewoon uit de weg wil of omdat de boom gevaarlijk lijkt.

2.1. Als een particulier een vergunning aanvraagt omdat hij de boom gewoon uit de weg wil ruimen (en niet omwille van de veiligheid), zien we niet waarom de gemeente die de vergunning weigert op basis van zuiver stedenbouwkundige criteria, aansprakelijk zou kunnen worden gesteld als de boom in kwestie later omvalt. Als de boom omviel omdat hij een gebrek vertoonde, kunnen we de gemeente moeilijk verwijten dat ze dat niet gemerkt heeft, aangezien de eigenaars het zelf ook niet wisten of indien ze de staat van de boom kenden er niets over gezegd hadden (aangezien ze het niet vermeld hadden in hun rooiaanvraag). De gemeente is binnen de grenzen van haar bevoegdheden van bijzondere politie inzake stedenbouw gebleven. De gemeente lijkt ons niet verplicht om systematisch een expertiseverslag te vragen over de gezondheidstoestand van de boom telkens als er een rooivergunning wordt aangevraagd. Ze lijkt ons nog minder verplicht zelf te bewijzen dat de boom geen enkel gevaar vormt wanneer zij de aanvraag weigert.

2.2. Als de vergunningsaanvraag gedaan wordt om veiligheidsredenen, zitten we op de samenloop van de twee in punt 1 aangehaalde soorten politie (algemene en bijzondere). Beide moeten gelijktijdig uitgevoerd worden. In het kader van de algemene politie zou de gemeente volgens ons over een expertiseverslag moeten beschikken om na te gaan of de boom effectief een gevaar betekent. Er zijn dan verschillende hypothesen mogelijk:

  • Als het expertiseverslag dat de aanvrager van de vergunning voorlegt, voldoende bewijs levert en de boom dus een werkelijk gevaar betekent, zitten we bij de hypothese van punt 1.2. Volgens de graad van hoogdringendheid dient de burgemeester te beoordelen of al dan niet kan gewacht worden met de afgifte van een rooivergunning.
  • Als de aanvrager zich beroept op het risico dat de boom kan omvallen maar geen officieel verslag voorlegt, kan de gemeente volgens ons eisen dat er een beroep wordt gedaan op een deskundige. De eigenaar is immers bewaarder van de zaak in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek en is hij er dus aansprakelijk voor. Hij moet er dus over waken dat de zaak waarover hij de hoede heeft, geen schade berokkent. De gemeente kan zich echter jammer genoeg niet meer beroepen op het feit dat ze niet van de situatie op de hoogte was gesteld. Ze moet dus omzichtig te werk gaan en eventueel zelf overgaan tot een eerste expertise om na te gaan of de aanvrager gelijk heeft. Het feit dat de aanvrager heeft nagelaten een expertiseverslag voor te leggen, kan ook ingeroepen worden en zal in geval van schade zwaar doorwegen in de balans, maar zal niet volstaan om de gemeente van haar aansprakelijkheid te ontdoen. De gemeente zou zich met andere woorden kunnen verschansen achter het feit dat de aanvrager geen met reden omkleed verslag indient terwijl zij op de hoogte is van een mogelijk risico. 
  • De derde hypothese, ongetwijfeld de delicaatste, is die waar de standpunten van de gemeente en van de aanvrager over het gevaar dat de boom oplevert, verschillen. We kunnen ons immers voorstellen dat de aanvrager ter staving van zijn vergunningsaanvraag een expertiseverslag voorlegt dat bevestigt dat de boom in een slechte toestand verkeert en zou kunnen omvallen. Als de gemeente in het kader van haar stedenbouwkundige politie weigert een vergunning af te leveren en ze in het kader van haar algemene politie ernstig twijfelt aan de beweringen van het verslag, moet dus voorzichtigheid aan de dag worden gelegd en een tegenexpertise gedaan. Ze dient dan alle nodige voorzorgsmaatregelen nemen opdat men haar niet zou kunnen verwijten dat ze de kapvergunning lichtzinnig heeft geweigerd. Want als de boom ondanks alles toch omvalt, zal de aanvrager zich ongetwijfeld tegen de gemeente keren.

3. De expertiseverslagen


3.1. Zoals hierboven reeds werd onderstreept, lijkt de gemeente ons als de rooiing van een gezonde boom wordt aangevraagd niet verplicht om, in het kader van haar bevoegdheden van stedenbouwkundige politie, ambtshalve een expertiseverslag te vragen.

3.2. Als de aanvrager zich beroept op de mogelijkheid dat de boom kan vallen, houdt zijn positie van bewaarder van de zaak in de zin van artikel 1384 van het Burgerlijk Wetboek in dat hij de gemeente op de hoogte brengt van die feitelijke toestand en die situatie zo goed mogelijk toelicht, wat kan aan de hand van een met reden omkleed expertiseverslag. Als hij dat niet doet, kan de gemeente hem daartoe verplichten. Als de gemeente van het risico op de hoogte wordt gebracht, moet zij – zoals hierboven vermeld – de situatie ter harte nemen en eventueel zelf initiatieven nemen als de aanvrager dat niet doet.

4. Gebeurtenissen buitenaf


Tot slot stippen we aan dat als het omvallen van de boom toe te schrijven is aan een extern, onvoorspelbaar en niet te voorkomen evenement, de eigenaar van de boom overmacht kan inroepen en hij niet aansprakelijk kan worden gesteld [4]. In die hypothese kan de gemeente ook niet aansprakelijk worden gesteld voor de val van de boom, aangezien die niet te wijten was van een gebrek maar aan een extern gebeuren dat niemand in de hand had kunnen houden.


Nota


1 Artikel 27, 2e lid, van het BBHR van 17 januari 2002 tot vaststelling van de samenstelling van het dossier van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

2
De vastgestelde procedure is die van artikel 175 BWRO.

3 Les Missions du Bourgmestre, Union des Villes et Communes de Wallonie, 1999, blz. 128. We herinneren eraan dat de aansprakelijkheid van de burgemeester niet speelt in het kader van de afgifte van een kapvergunning aangezien hij enkel opgetreden is als lid van het College van Burgemeester en Schepenen, dat als enige eigen bevoegdheden heeft inzake stedenbouw (Brussel, 27.02.1998, R.D.C., 1998, blz. 216-235).

4 Brussel, 19 september 1996, R.G.A.R., 1998, blz. 12.966.