Op gemeenteraadsleden rust een discretieplicht, terwijl de OCMW-raadsleden onderworpen zijn aan een beroepsgeheim. Dat beroepsgeheim gaat verder in de onthulling dan de discretieplicht, terwijl de discretieplicht ruimer is over de informatie die een raadslid te weten komt.

Beroepsgeheim en discretieplicht


Beroepsgeheim
en discretieplicht lijken op elkaar, maar zijn niet hetzelfde. Het beroepsgeheim wordt niet echt gedefinieerd in het Strafwetboek, maar wel opgelegd aan bepaalde personen. Het vindt zijn grondslag in artikel 458 van het Strafwetboek. Bovendien is het beroepsgeheim een wettige verhindering voor een getuigenis. Volgens de rechtspraak mag elk bewijs dat gedekt wordt door het beroepsgeheim, geweerd worden uit het onderzoek. Het beroepsgeheim legt dus een zwijgplicht op, en dit onder alle omstandigheden.

De discretieplicht is niet gestoeld op een dergelijk artikel, maar het is veeleer een verzamelbegrip . Het is niet zo absoluut als het beroepsgeheim. Men kan niet opwerpen dat men gebonden is door een discretieverplichting als het bewijs gevraagd wordt van zaken waarvan men kennis heeft. Integendeel, men is zelfs verplicht ze te gebruiken. De discretieplicht is nochtans ruimer dan het beroepsgeheim, want het doelt op het geheel van informatie die men krijgt door het ambt dat men uitoefent. Het beroepsgeheim slaat eigenlijk alleen op de zaken die men verneemt die verband houden met de uitgeoefende functie.

Zie ook


In 2006 wijdde de Afdeling OCMW van de VSGB haar Algemene Vergadering aan het beroepsgeheim. U vindt dus de toenmalige stand van zaken van die materie in het verslag van de Algemene Vergadering 2006. De tekst is nog steeds relevant, maar men moet natuurlijk wel rekening houden met de intussen in werking getreden wet van 4 februari 2010 betreffende de methoden voor het verzamelen van gegevens door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

>> De handelingen van de Algemene Vergadering van de Afdeling OCMW van 2006: Het OCMW en het beroepsgeheim: stand van zaken

Documents