De UVCW en Brulocalis hebben contact opgenomen met Frank Vandenbroucke, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken, met de vraag om artikel 17 van het koninklijk besluit RSZ te wijzigen.

De UVCW en Brulocalis werden in 2021 geraadpleegd over een eventuele bredere toepassing van de herstelwet verenigingswerk. Het moest voor ons toen behouden blijven en we wilden het verruimd zien naar andere sectoren dan alleen maar de sportsector.

Sindsdien bleef het rond dit dossier windstil. Maar onze leden melden ons nu dat ze heel wat problemen ondervinden met Belcotax als gevolg van een aantal ongelukkige wijzigingen in artikel 17 van het KB RSZ. De nieuwe bepalingen werden doorgevoerd zonder overleg met de lokale besturen. Ze hebben voor hen kwalijke gevolgen.

Klaarblijkelijk heeft de regering het aan de sociale partners zelf overgelaten om een vervolg te breien aan de herstelwet verenigingswerk. Die hebben dan in de NAR voorgesteld om het verenigingswerk te regelen via artikel 17 van het KB RSZ.

Het dossier is voor de lokale besturen en hun belangenverenigingen uitermate belangrijk. Ze betreuren dan ook ten zeerste dat er geen overleg is geweest en dat er geen rekening is gehouden met de financiële gevolgen en de impact op hun publieke dienstverlening. (Bij federale aangelegenheden moet het overleg tussen de verschillende overheden sowieso beter. Daarnaast mag niet uit het oog verloren worden dat de lokale besturen als werkgever niet onderworpen zijn aan de wetgeving inzake paritaire comités en dus niet vertegenwoordigd zijn in de NAR).


Artikel 4.6 van het Europees Handvest inzake lokale autonomie, dat België in december 2004 heeft geratificeerd, is hier niet toegepast geweest. Volgens dat artikel dienen ‘De lokale autoriteiten (…), voor zover mogelijk, tijdig en op gepaste wijze te worden geraadpleegd over de planning en de besluitvormingsprocedures aangaande alle zaken die hen rechtstreeks raken’.

De wijziging heeft heel wat gevolgen voor de lokale besturen. Ze druist in tegen het principe van budgettaire neutraliteit. Het bestuursniveau waarop de beslissing wordt genomen zou altijd eerst moeten nagaan wat de financiële en administratieve gevolgen zijn van een eventuele beslissing voor de lokale besturen. Dat principe heet ‘de beslisser betaalt’.

De lokale besturen organiseren voor kinderen en jongeren bv. stages, speelpleinen, vakanties en

kampen. Goed voor hun ontwikkeling, voor de sociale cohesie, een goede ondersteuning van werkende ouders, en ook goed voor de gelijkheid van mannen en vrouwen. Hiervoor moeten ze gedurende bepaalde periodes gemotiveerde begeleiders kunnen vinden; deze begeleiders worden uit het reservoir van het onderwijzend personeel van de desbetreffende lokale besturen geput, aangezien de schoolvakanties samenvallen met de periodes van de activiteiten.

De uitzonderingen in artikel 17 van het KB RSZ maken de arbeidsvoorwaarden van het toezichthoudend personeel problematisch:

  • Geen arbeidsovereenkomst of statuut hebben gedurende een periode van één jaar voorafgaand aan de start van de prestaties
  • Uurquota in plaats van quota in dagen
  • Quota voor studentenuren
  • Afwijkende bepalingen van het arbeidsrecht: wat met de afwijking van opzeggingstermijnen en wat met het verbod op opeenvolgende contracten van bepaalde duur?
  • Fiscale gevolgen

Meer uitleg in de brief hieronder.

Documents