De Federatie van OCMW's had gevraagd deze maatregel op te heffen... Deze wordt nu opgeschort. Controle door de postbodes van de IGO-voorwaarden ... Hoorzitting met de Federatie van OCMW's in het Parlement

De Federatie van OCMW's heeft het volgende bericht ontvangen van de Federale Minister van Pensioenen.
"Gezien de gezondheidscrisis die ons land momenteel doormaakt en de verschillende maatregelen die de Regering in dit verband heeft genomen, deel ik u mee dat ik de Administrateur Generaal van de Federale Pensioendienst heb gevraagd de procedure voor de controle van de verblijfsvoorwaarde voor de IGO op te schorten zolang de maatregelen van social distancing van toepassing zijn".

Ter herinnering, in Brussel ontvangt 10% van de 65-plussers de IGO.

De Federatie had de controleprocedure bekritiseerd per brief en in het Parlement op 3 maart.


Problematiek & actie van de Federatie van Brusselse OCMW's



Zoals we weten, heeft de federale regering het absurde idee gekregen om de controles van de gerechtigden van de IGO te laten uitvoeren door de postbodes van Bpost.

Deze taak werd hen toegewezen door middel van een decreet van 30 maart 20181, dat bepaalt dat « een postbode van Bpost de woning ten minste eenmaal per jaar zal controleren op een willekeurige datum. In geval van afwezigheid zal hij binnen een periode van 21 dagen nog twee keer terugkeren. Indien hij dan nog steeds geen toegang krijgt, deponeert hij een verblijfsbewijs in de brievenbus dat binnen de 5 werkdagen moet worden ingevuld. Indien dit niet gebeurt, wordt de betaling van de IGO opgeschort. »

De drie Federaties van OCMW’s (van Brussel, Wallonië en Vlaanderen) verzetten zich tegen een dergelijke maatregel en hebben de regering hiervan reeds op de hoogte gebracht in hun gezamenlijke brief van 2019 (zie voorgeschiedenis). Daarin stond het volgende:

« Hoe heeft Bpost dit « mandaat » verkregen? Is de postbode een beëdigd ambtenaar geworden?

Wat met gerechtigden die gehospitaliseerd zijn, mensen die bedlegerig zijn, mensen met beperkte mobiliteit... Of misschien zitten de mensen gewoon in hun tuin en horen ze de postbode niet?

Daarnaast wordt er ook nog melding gemaakt van het feit dat sommige postbodes een afwezigheidsbericht voor een aangetekende brief of pakje in de brievenbus deponeren zonder dat ze eerst aanbellen. »

Er is geen schriftelijk antwoord op deze terechte bekommernissen gekomen.

Op 3 maart 2020 hebben de Waalse en Brusselse Federaties van OCMW's bij monde van Jean-Marc Rombaux hun argumenten aan de wetgever gepresenteerd tijdens een hoorzitting in de Commissie Sociale Zaken, Werkgelegenheid en Pensioenen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers.

De Federaties hebben drie juridische argumenten aangehaald:

1. Het advies van de gegevensbeschermingsautoriteit van januari 2020 is duidelijk1:

« De Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters bepaalt in artikel 6, § 7 dat enkel openbare overheden en ambtenaren het tonen van een identiteitsbewijs kunnen vorderen […] Bpost en zijn medewerkers lijken in dit geval geen openbare overheid of ambtenaar te zijn in de zin van artikel 6, § 7 van voormelde wet van 19 juli 1991. Op basis van de informatie waarover zij beschikt, ziet de Autoriteit niet in welke rechtsgrondslag Bpost kan toestaan om de begunstigde van de IGO te verplichten zijn identiteitskaart te tonen in het kader van voormelde controle van de feitelijke verblijfplaats ».

2. In de voorbereidende werkzaamheden voor het handvest van de sociaal verzekerde staat ook het volgende: « De bedoeling van dit handvest is niet alleen de gerechtigden beter in staat te stellen hun rechten te doen gelden tegenover de administratie, maar vooral de armoede en de bestaansonzekerheid te bestrijden »2.

Artikel 2, 1°, e) van de wet van 11 april 1995 die het Handvest invoert en in het bijzonder verwijst naar het gewaarborgd inkomen voor ouderen.

Artikel 11 van het Handvest bepaalt dat de instelling van sociale zekerheid inderdaad kan beslissen bij gebrek aan een antwoord van de verzoeker, maar wel pas na een maand ... en dus niet na 5 dagen zoals voorzien in de betwiste bepaling met betrekking tot de IGO. Deze periode van 5 dagen is duidelijk in strijd met de periode van een maand die door het Handvest van de sociaal verzekerde wordt gegarandeerd. Een de facto sociaal recht op verdediging wordt zo gefnuikt. Dit gebrek aan respect voor het Handvest van de sociaal verzekerde is vooral teleurstellend omdat de begunstigden van de IGO heel erg vaak mensen zijn voor wie het lastig is om voor hun rechten op te komen.

3. De termijn van 5 dagen begint te lopen nadat de postbode een afwezigheidsbericht in de brievenbus heeft gedeponeerd. Een dergelijk bericht biedt niet de garanties van een aangetekende brief, waarvoor zowel de handtekening van de afzender als die van de ontvanger vereist is. Het is echter niet mogelijk om aan te tonen of het afwezigheidsbericht is afgeleverd, alsook de datum en het adres waarop het werd afgeleverd. De toegepaste procedure maakt het geenszins mogelijk om de aflevering van het attest van verblijfplaats te bewijzen, en dus ook niet van de dag en de plaats van de aflevering.

Tijdens de hoorzitting zijn er nog meer argumenten naar voren gekomen, die we hier uit plaatsgebrek niet kunnen behandelen.

Voorgeschiedenis