Momenteel kunnen de lokale mandatarissen strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden – en dus een strafrechtelijke sanctie opgelegd krijgen – na een (gebrek aan) beslissing genomen door de lokale overheid, terwijl er hun geen kwaad opzet noch kwaadwillige bedoelingen ten laste gelegd kunnen worden.

Aangezien dit steeds zwaarder op de verkozene weegt, ontmoedigt dit risico op beschuldiging of zelfs veroordeling de burger om zich in het politieke leven te engageren en een openbaar mandaat op te nemen. De inbeschuldigingstelling van een mandataris betekent eveneens vaak zijn politiek doodvonnis, ook al wordt er vervolgens een ontslag van rechtsvervolging uitgesproken of wordt de betrokkene – hoewel voor de strafrechtbank gedaagd – vrijgepleit.

Deze problematiek treft niet enkel de mandatarissen, maar ook het personeel van de lokale besturen, wat het ongemak nog verergert met betrekking tot hoorzittingen, kans op vervolging en noem maar op.

De reden van deze eventuele strafrechtelijke vervolging is tweeledig:
  • Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn niet strafrechtelijk aansprakelijk: een gemeente of een OCMW kan niet door een strafrechter vervolgd worden.
  • De strafrechtelijke sanctie geëist voor onvrijwillige slagen en verwondingen en onvrijwillige doodslag is volgens een constante rechtspraak voor het Hof van Cassatie, identiek aan de fout waarop de burgerrechtelijke aansprakelijkheid gebaseerd wordt, nl. het gebrek aan voorzichtig en toegewijd gedrag van een goed huisvader.

Actie van Brulocalis


Daarom zonden Brulocalis, de VVSG en de UVCW een brief op 17/10/2017 naar minister van Justicie Koen Geens, om een herziening te vragen van de wetsvoorstellen waarvoor wij gehoord werden in de Kamercommissie Justitie in 2015 en die volgens ons de oplossing aanreiken voor dit alsmaar toenemende probleem.

Zie ook